Waar zit het personage Peter-Arno Coppen in de roman De zevende functie van taal?

Voor deze beschouwing over Peter-Arno Coppens grote betekenis voor de neerlandistiek (in het groot) en voor het Meesterschapsteam (in het bijzonder) richt ik mij op de middelste zin van de roman De zevende functie va taal die Laurent Binet in 2015 publiceerde. Het is een fascinerende roman waarin Binet speelt met de inzichten en (vermeende) gedragingen van de grote Franse (taal)filosofen uit de jaren zeventig en tachtig. Het is tegelijk een spannende detectiveroman, een rijke ideeënroman, een ironische, soms wat al te platte, pastiche en toch eigenlijk ook een intrigerende roman over hoe taal werkt.
Ik stel me voor de gelegenheid Peter-Arno Coppen de vraag waar het personage Peter-Arno Coppen zit in De zevende functie van taal. De roman zit immers vol met denkers over taal. En de roman draait om het gedachtegoed van Roman Jakobson, de theoreticus die meer en beter dan wie ook heeft nagedacht over het snijvlak van de letterkunde en de taalkunde (maar daarover meer op een andere plek).
Ongeluk
Welke rol zou Peter-Arno het beste liggen? Laten we hem maar niet de rol van Roland Barthes toedichten. Ja, toegegeven, Peter-Arno had vast graag die magische zevende functie van de taal ontdekt (en die dan met even veel verve in het curriculum van het schoolvak Nederlands geïmplementeerd als het grootst mogelijke inzicht over vorm en betekenis van taal), maar ja, al op de eerste bladzijden van het boek lezen we over de fatale aanrijding van Barthes op de Rue des Écoles.
Een aanrijding die al in menig zakelijke tekst figureerde (in kranten, in biografische stukken, in de biografie van Calvet), maar die in deze fictionele tekst een nieuwe dimensie krijgt: het was misschien geen ongeluk, Barthes zou vermoord zijn omdat men iets van hem wilde afnemen. Er wordt een commissaris (Bayard) op afgestuurd die zich laat assisteren door een beginnende wetenschapper (Simon).
Gerookt
Zou Peter-Arno geschikt zijn voor de rol van Bayard? Als een rationele detective volgt die alle sporen na, spreekt met alle betrokkenen (van Foucault, Althusser, Sollers, Lacan, Kristeva, Bernard-Henri Levy en vele anderen) en heeft helaas weinig oog voor de steeds maar weer wegrijdende Citroën DS. Toch zou ik Peter-Arno liever niet casten voor déze rol, want dat zou zijn positie als vooraanstaand taalwetenschapper volstrekt geen recht doen.
Misschien helpt de middelste zin ons? De roman heeft 438-9 = 429 bladzijden. Daar tellen we er 1 bij op, dat maakt 430. De middelste pagina is dus: 215+9 = 224-1 = 223. De middelste zin bevindt zich dus op het snijvlak van bladzijde 223 en 224. Daar lezen we de volgende zin:
Hij heeft het visioen van een hoogblonde Duitse toerist met een Tirools hoedje, een groot fototoestel om zijn nek, in een leren korte broek en kniekousen, die achter haar langs loopt.
De ‘hij’ in deze zin is Simon, assistent van de detective die in deze roman rondloopt, de ‘haar’ is Bianca, een jonge filosofe die werkt aan het denken van Gilles Deleuze, met wie hij in Bologna een seksuele relatie aangaat. Het visioen wordt half veroorzaakt door zijn erotische escapade met Bianca en half door de joint die hij daaraan voorafgaand gerookt heeft.
Geheim
Simon – die door Bayard is aangenomen vanwege zijn talent om alle mogelijke tekens te lezen – krijgt hier, precies in het midden van de tekst, een hallucinatie die, zo heb ik het idee, ‘geen’ betekenis heeft in de context van de roman als geheel. Dat leidt tot de conclusie dat De zevende functie van taal precies in het midden een betekenisloze, lege plek heeft. Het zou mij niet verbazen als Binet hier – al dan niet bewust – speelt met het denken van Roland Barthes zelf en ook wel met dat van de vele andere deconstructieve denkers die we in de roman tegenkomen.
Maar goed, ik denk niet dat Peter-Arno in aanmerking komt voor de rol van Simon. Daar is die veel te weinig serieus voor. Maar er is een andere optie! Misschien zit Peter-Arno in de roman als Umberto Eco? Als we in de buurt van de middelste zin komen, zijn Bayard en Simon immers afgereisd naar Bologna, omdat een van de verdachten niets anders meer kon uitbrengen dan ‘Eco’. Dat brengt hen op de gedachte dat de Italiaanse wetenschapper wel eens het geheim van de zevende functie van taal zou kunnen bezitten? Eco weet hen inderdaad te vertellen dat die zevende functie van taal te maken heeft met het werk van Searle. Het zou gaan om een ‘performatieve functie van taal’, een manier om via taal het denken van de mensen te beïnvloeden. En dat is dan ook precies de reden dat zo veel mensen in de roman dat geheim in bezit willen krijgen.
Taalwetenschapper
De roman brengt Bayard en Simon uiteindelijk op het spoor van de mysterieuze Logos Club, een geheime internationale organisatie waarin gedebatteerd wordt op leven en dood. Wie over de zevende functie van taal bezit en dus absolute retorische macht heeft, kan immers iedereen overal van overtuigen. Aan het einde van de roman wordt duidelijk dat het de Franse president Mitterand is die zich de zevende functie van taal heeft toegeëigend, en op die manier de verkiezingen heeft kunnen winnen.
Laten we Peter-Arno maar niet voor Mitterand casten. Hoewel hij – zeker in zijn rol als voorzitter van het Meesterschapsteam – meer dan eens zou hebben gewild over zo’n zevende functie van taal te kunnen beschikken. Dan had hij met zijn betogen – en dan vooral de betogen voor bewuste geletterdheid – iedereen ervan kunnen overtuigen dat het met het schoolvak Nederlands een andere kant op moest. Dan zou iedereen overtuigd geraakt zijn door de kracht van een tekst als Bewuste geletterdheid in perspectief. Iedereen zou geloven dat ‘het bij taal, literatuur en communicatie in essentie draait om de relatie tussen vorm en betekenis’ en dat ‘er systeem zit in de relatie tussen taal- en tekstvormen en hun betekenis, en dat dit systeem ingebed is in de individuele taalgebruikers die deze taalvormen en betekenissen in hun sociaal-culturele en historische context realiseren.’
Maar wat zie ik als ik naar de concept-kerndoelen en concept-eindtermen kijk? Zou het hem dan toch gelukt zijn? Heeft Peter-Arno Coppen dan toch die zevende functie van taal in handen gekregen? Dat kan niets anders betekenen dan dat Laurent Binet in zijn roman één grote taalwetenschapper over het hoofd heeft gezien: Peter-Arno Coppen had in De zevende functie van taal de rol moeten krijgen van Peter-Arno Coppen!
Laat een reactie achter