Over de ‘Bronzen Uil’ en mijn rol als geheim agent

Kortgeleden heb ik mij hier uitgelaten over het bizarre reglement van de ‘Bronzen Uil’, dat genomineerde debutanten dwingt aanwezig te zijn bij hun uitreikfeestje, want anders verspeelt de auteur zijn of haar kans de prijs te winnen. Het verbaasde mij in de reacties vooral hoeveel mensen toch nog die dwang van het geld een normale zaak vinden en daarbij niet lijken in te zien dat de keuzevrijheid van de jury hier op een rare manier in het geding komt.
Aanleiding was het feit dat genomineerde Safae El Khanoussi op de dag van de uitreiking verhinderd is en zo geen kans maakt op de debuutprijs. In mijn stukje riep ik juryleden en genomineerde schrijvers, uit het oogpunt van letterkundige hygiëne, ook maar niet naar dat uilenfeestje te gaan.
Maar ikke, ik heb buiten de waard gerekend.
Ik ben namelijk genadeloos door de mand gevallen!
Mijn dubbele agenda ligt open en bloot op straat!
Mijn geniepige bewegingen in de wandelgangen zijn geopenbaard!
En dat allemaal door toedoen van columnist Roland Dobbelaer in de altijd serieus te nemen Boekenkrant.
Dobbelaer wist, zoals iedereen intussen trouwens, dat El Khanoussi niet naar het bronzen builenfeestje zou gaan vanwege verplichtingen als hoofdgast bij Literatuurfestival De Wintertuin in Nijmegen.
Wat niet iedereen weet, en wat ik natuurlijk ook angstvallig verborgen heb trachten te houden, is een feit dat Dobbelaer genadeloos in de schijnwerpers zet, naar aanleiding van mijn ‘oproep’:
Wacht even, Jos Joosten is hoogleraar Nederlandse letterkunde in Nijmegen. En waar moet de Oroppa-auteur ook alweer optreden? Juist, op het Wintertuinfestival in Nijmegen. Joosten was een een aantal jaren terug een van de directeuren van dat festival. Preekt hij nu voor eigen parochie?
Oei! Sta ik me daar even in mijn onderpantalon. Sorrie, eigen parochie, ze hebben me door…
Feit is dat ik inderdaad, nu bijna dertig jaar geleden, gedurende één editie festivaldirecteur was van De Wintertuin. Ik zal op die episode uit mijn leven beslist nog terugkomen in mijn letterkundige herinneringen in wording, die onder de titel Gezeur en gezever van een zemelaar aan de zijlijn over tien jaar in eigen beheer (als die het willen) zullen verschijnen. Voor nu kan ik zeggen dat zo’n beetje mijn enige verdienste bij De Wintertuin was dat ik de boel niet failliet heb laten gaan, waarna het in 1997 overgegaan is handen die er véél meer talent voor hadden dan ik en het festival intussen zonder mij al decennia floreert.
Ik dacht dat dit wel verjaard zou zijn. Maar dat was buiten Sherlock Dobbelaer gerekend. Interessanter is ook hier natuurlijk wel de makke die je in elke complotgedachte kunt vinden: waar zit hem het nut van het complot? Of in mijn geval: wat zou in naam van de Heilige Letteren het voordeel voor de huidige Wintertuin kunnen zijn van mijn bescheiden beschouwingen over een boekenfeestje in Brugge? Wat zou hierachter moeten zitten?
(Of het moet natuurlijk de plastic Jumbotas zijn met 15.000€ in briefjes van vijftig, die festivaldirecteur Frank Tazelaar voor dit klusje onlangs op een late avond naast mijn groenbak deponeerde.)
Enfin, de digitale wereld is natuurlijk een warm nest voor halfidioten en mafklappers van elke slag. Een medium als de Boekenkrant had ik kwalitatief toch net dat tikje serieuzer ingeschat.
Laat een reactie achter