Het graf van De Schoolmeester
Om een uur of 11 kwam ik aan op het kerkhof van Hornsey. Het was 18 oktober en we zouden ’s middags de geslaagde restauratie van het graf van Gerrit van de Linde vieren. Vóór de toren en verderop zag ik een stuk of tien mensen in werkkleding met schrapers in hun handen. Ze waren de opgang naar de toren, die geplaveid is met oude grafstenen, aan het schoonmaken. Alle gras tussen de stenen moest weg. Toen ik vervolgens naar het graf liep, zag ik dat de hele omgeving daaromheen bevrijd was van de weelderige bramenstruiken met puntige doornen en het overwoekerend klimop. Het was er brandschoon, en er waren in de buurt van Gerrit weer oude graven tevoorschijn gekomen die daarvoor overgroeid waren. Grijnzend liet Steve me een roestig hoefijzer zien dat hij bij het schoonmaken gevonden had: misschien wel van het paard dat Van de Lindes lijkkoets trok, opperde hij. Met een pot verf verdween hij naar de compostkisten achter de graven: die moesten nog een frisse lik verf krijgen.
In een bruin papier verpakt lag er al een lief klein boeketje op het graf – wat me ontroerde. Wie zou het er neergelegd hebben? Zelf had ik een flink boeket meegenomen, en later zou een van de journalisten er nog zonnebloemen bij leggen.

Anderen waren bezig een tent op te zetten: daar zou na afloop van de bijeenkomst een feestelijke borrel zijn. De toren stond open: een rond middeleeuws gebouw, met een middellijn van nog geen vijf meter. Mijn medeorganisator, Susanne Lap, wonend in Engeland en lid van de Orde van den Prince, had erop toegezien dat er niet meer dan een kleine veertig mensen uitgenodigd waren, want voor meer was doodeenvoudig geen plaats. Het ging om leden van de Hornsey Historical Society en van de Friends of Hornsey Church Tower, verder medewerkers van de afdeling Nederlands van London en Sheffield University en van de Nederlandse ambassade, het gemeentebestuur, journalisten van De Volkskrant en De Telegraaf, de dominee van de Nederlandse kerk in Londen, en vertegenwoordigers van verenigingen van Nederlanders in Engeland. Ook de voorzitter van het fonds De perzik van onsterfelijkheid,dat de restauratie bekostigd heeft, was er. En zo nog wat vrienden. Mijn verloofde was ook mee.
Peter Sanders kwam op me af, voorzitter van de Friends. Hij had een Nederlandse vlag weten aan te schaffen en die zou hij gaan ophangen, boven op de toren die over een zeer steile wenteltrap te beklimmen valt. Ik kon niet helemaal op zijn gezicht bespeuren of hij trots was of aan ironie deed. Inderdaad wapperde na enige tijd de Nederlandse vlag boven Hornsey.

Hoewel de toespraken pas om drie uur gepland waren, liep het kerkhof al kort na twee uur vol. Jammer genoeg was er deze keer geen nazaat van de familie Van de Linde bij: de Engelse Maggie, met wie ik in augustus, toen de restauratie nog in volle gang was, het graf bezocht, kon er nu niet bij zijn.

De kerktoren was mudjevol toen om drie uur Janet Owen, de historica en archiefbeheerder van Hornsey Historical Society, een lezing hield over de geschiedenis van de toren, en van de later afgebroken kerk waar hij aan vast had gezeten. Op het middeleeuws gedeelte van de toren zijn later verhogingen gezet. Hoe groot de kerk geweest is valt nog goed te reconstrueren als je restanten van muren en vloeren op het kerkhof naloopt. Owen vertelde ook waarom Gerrit van de Linde niet in Highgate maar in Hornsey begraven is: Highgate had wel het bekende grote particuliere kerkhof, nota bene tegenover het Cromwell House waar Van de Linde woonde, maar dat deel van Highgate viel onder de parochie van Hornsey en daar vond dus, enkele dagen na zijn dood op 27 januari 1858, de dienst bij zijn begrafenis plaats. ‘Heel Highgate was uitgelopen om hem de laatste eer te bewijzen’, schrijft zijn zoon daarover.

Ikzelf was daarna aan de beurt met een lezing waarin ik het leven van Gerrit schetste, inclusief zijn verbanning van de Leidse universiteit omdat uitgelekt was dat hij een relatie met de vrouw van een van zijn professoren had aangeknoopt, die tot een zwangerschap leidde. Toen zijn schuldeisers van zijn verbanning hoorden en afbetaling eisten, zat er niets anders op dan een vlucht. Naar Engeland, omdat zijn vriend Jacob van Lennep daar een kennis had. Belangrijker thema in mijn toespraak was zijn betekenis voor de Nederlandse humoristische literatuur. Daarnaast kon ik verduidelijken hoe hij zich daar in Highgate opwerkte tot lid van de elite en in zijn school onderwijsvernieuwingen introduceerde, zoals afschaffing van lijfstraffen ten gunste van een systeem van beloningen, instelling van schooltuintjes, aanschouwelijk onderwijs, en docering van moderne vakken (modern voor Engeland) zoals natuurwetenschap, algebra en Duits. Ik had ook drie gedichten van hem in de lezing opgenomen, alle drie vertaald door Paul Vincent. De vertaler droeg op zijn verzoek zelf één gedicht voor. De andere twee, en ook een nogal erotisch getint fragment uit een brief aan Van Lennep, nam mijn verloofde voor zijn rekening.

Met deze bijeenkomst kan ik de mijzelf opgelegde taak afsluiten. Het graf ligt er voorlopig weer pront en pronkend bij, in Hornsey en omgeving hebben ze nu weet van Van de Lindes betekenis. Wat rest er nog te doen? Een vertaling van zijn gedichten, en van zijn geweldige brieven? Paul Vincent overweegt aan de vertaling van de hele dichtbundel Gedichten van den Schoolmeester te beginnen. Een biografie? Voorlopig is er bij mij nog de stille hoop dat de brieven die Jacob van Lennep hem gestuurd heeft en die niet bij Van de Lindes familie of in de British Library of in Highgates archieven bewaard zijn, misschien, o zo misschien, nog eens ergens opduiken …
Mooi verslag van een prachtige actie.
Gerechtigheid ! Dank voor dit opbeurende verslag. Ik heb er een glas oude tawny port op gedronken.
De eerste mogelijkheid die ik heb, zal ik grijpen om er een bezoek te brengen. Dank!