
•• Onderstaand gedicht van Sonja Prins staat in Ik sta in wilde schoonheid, een bloemlezing van door vrouwen geschreven gedichten over het vrouwenlichaam, samengesteld door Susan Smit.
ons lichaam
sommige gedragingen zijn erfelijk
daar kom je niet omheen
we weten nog niet welke allemaal
maar het zit er dik in
dat zogen erbij hoort
en zoenen en strelen
en als ze erfelijk zijn dus ingeboren
krijg je frustraties
wanneer je er om de een of andere reden
niet aan voldoen kunt
over het algemeen genomen
natuurlijk
want er zijn altijd individuen
die liever afzonderlijk leven
maar ben je zoals de meesten gevangen
in de lus van geprogrammeerd-zijn
dan kun je niet ontkennen
dat je iets ander wilt dan mannen
dat je een andere neiging
of eigenschap hebt
want mannen kunnen nu eenmaal niet zogen
strelen en zoenen is best
daar doen ze in niets bij ons onder
maar de kundigheid van het kind
om blindelings
zijn moeder te vinden
maakt jouw lichaam tot iets speciaals
zoals van ouds werd erkend
maar door de huidige vrouwen
wel eens verloochend
zij zagen voornamelijk het feit
dat dit lichaam ons vasthield
dus bond
weliswaar in dienst van het kind
maar daarmee als objekt van de man
dit is verkeerd, geloof ik, want de man
is een bijkomend objekt in de staat
die hij schiep als een heiligdom
wij zijn juist door ons lichaam in staat
om hem zijn indringersmacht
te ontnemen
om hem te ontdoen van zijn recht op geweld
en de Wagner-idylle van held
die hij zich heeft aangemeten
dat zijn wij aan ons lichaam verplicht
dat meer dan het zijne geschikt is
voor de redding van de menselijke zorg
en de waarde van menselijk bestaan
Sonja Prins (1912-2009)
•• Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter