In het 18e-eeuwse Europa werd hevig gediscussieerd over de oorsprong van taal. Men trachtte hierbij te verklaren hoe de mens de overgang heeft gemaakt van dierlijke kreten en gebaren naar de cognitieve productie en beheersing van woorden. Een prominente filosoof die er echter om bekend staat (en stond) zich niet tot nauwelijks in dit debat te hebben gemengd, is Immanuel Kant. Ik zal evenwel betogen dat Kant (zij het vooral in ongepubliceerde of minder canonieke geschriften) wel degelijk bezig was met deze problematiek. Meer nog, ik zal beargumenteren dat zijn kritische filosofie klaarstond om een oplossing te bieden voor een van de centrale paradoxen binnen het debat over de oorsprong van taal: het feit dat een zeker denkvermogen noodzakelijk lijkt te zijn om te kunnen spreken, terwijl een zeker spraakvermogen evenzeer noodzakelijk lijkt te zijn om te kunnen denken.
Laat een reactie achter