
Foto: Indeknipscheer.com.
•• Vlak voor zijn dood voltooide Pim Wiersinga zijn Nausikaä en de grote goden, een epische roman in verzen in klassieke stijl over koning Mithradates VI van Pontos.
‘Dochter,’ pleitte de bejaarde vorst, ‘hoe lang
de grote goden mij nog gunnen weet geen mens.
Hoog in de bergen verlegt een beek zijn koers,
en maanden later staat een delta onder water.’
‘Zonder dat dit wordt voorzien?’ vroeg Pythion.
‘Onmogelijk!’ vond Bituïtus. ‘Thuis wéten wij
wanneer de monding onderloopt: tot op het
uur nauwkeurig bekend. In Egypte evenzo.’
‘Ja, de Nijl…’ zei Mithradates. ‘Maar niemand
weet precies hoe hoog het water dít jaar komt,
of hoe vruchtbaar het slib zal zijn. Niemand kán
het weten als we de oorsprong van de Nijl
niet kennen… Ach, al kenden we die wél, dan
nog bleef onverklaard hoe een nederig beekje
– want zo moet zelfs de Nijl begonnen zijn –
hitte overleeft, of de dorstige droogte van
zand dat waterlopen opslokt, een lot dat
beken vaak na felle slagregens beschoren is.
Toch trotseert de Egyptische rivier de eeuwen.
De Nijl is machtig, majestueus; en voedt monsters
die elders niet bestaan.’
Pim Wiersinga (1954-2024)
uit: Nausikaä en de grote goden (In de Knipscheer, 2025)
•• Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter