
•• Uit Monobiblos, ofwel afzonderlijk boek van mijn elegieën van Daniël Heinsius (1580-1655), de belangrijkste in het Latijn schrijvende dichter van zijn tijd. De vertaling is van Harm-Jan van Dam.
Elegie 8
Je bent gemeen, mijn lief, gemeen,
je hebt het me zojuist beloofd,
beloofd de heerlijk zoete adem
die adem uit je lieve borstje
zo heerlijk zacht, licht en bedwelmend
te blazen, vol van jouw verleiding,
zodat jouw ziel zich met de mijne
kan mengen tot een eenheid en
jouw ademtocht diep in mijn hart dringt,
de adem die de ziel is, liefste:
nu weiger je dat, wrede Rossa,
je weigert mij uit te betalen?
Onmogelijk! Ik heb getuigen:
je lachjes en je lieve ogen,
die ogen die me zo vaak kwellen,
die ogen met hun zoete gloed
die stilletjes glimlachen, of weer
uitbundig stralend oplichten.
Laat eerst jouw tong de mijne tongen,
zodat ze trillend samen spelen
trachtend het hoogste lied te zingen.
Ikzelf zal diep je hart in kruipen
en alles waar dat hart mee aantrekt
meelokken. Kusjes wil ik, kusjes
en daarna nog nog meer kusjes van je
uitlokken. En na al die kussen,
moet je je overgeven, Rossa.
Laat mij dan rond je oogjes zwerven,
je wangetjes die trillen, Rossa,
en fluisteren ‘je bent van mij’.
Houdt het dan nooit op? Want ik raak weer
in vuur en vlam zoals al eerder,
hoe meer kusjes ik heb gegeven,
hoe meer kusjes ik geven wil.
Ik kan niet van je scheiden, want
in zachte armen wil ik sterven,
daar moet het graf zijn van mijn leven.
Zelf moeten we de tijd nu nemen,
want later neemt de tijd ons mee,
het lot bepaalt hoeveel ons rest.
Ik wil zo graag mijn laatste adem
op Rossa’s wangen en haar oogjes,
uitblazen en dan zachtjes sterven,
ja, sterven op haar zachte borstjes.
Daniël Heinsius (1580-1655)
uit: Monobiblos (Uitgeverij P, 2025)
•• Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter