
Net als iedereen die geboren is rond 1965, ben ik muzikaal opgegroeid met Frits Spits. Vele middagen tussen school en avondeten tapeten we met onze cassettedecks nummers die hij draaide, waarmee het radioprogramma De Avondspits achteraf gezien het cement was van mijn generatie en katalysator van onze muzieksmaak. Meestal drukte ik in bij het begin van het intro van een nummer de REC-toets in, waardoor ik steevast ook de laatste woorden van Frits Spits opnam. Zodra Spits aan het einde van een song weer begon te praten, stopte ik de opname. Op de vele tapes die mijn klasgenoten en ik uitwisselden waren regelmatige flarden van Spits’ af- en aankondigingen te horen, vergeten taaluitingen die ons moeten hebben gevormd.
Jaren later kwam ik Frits Spits tegen op een literaire bijeenkomst van de universiteit waar ik studeerde, tijdens een avond met en over jonge schrijvers waar hij in een panel zat. Het cliché wil dat je nooit je helden moet ontmoeten, maar dat was in zijn geval een onzinnige stelling. Frits Spits bleek niet alleen een uitermate aardige man en meeslepende verteller, ook was hij opvallend belezen en praatte hij met liefde over toenmalige aanstormende Nederlandse schrijvers als Zwagerman, Tom Lanoye en A.F.Th. van der Heijden.
Cassettebandjes
Toen ik inmiddels zelf was gedebuteerd kwam ik hem zo nu en dan tegen in den lande, waarbij hij immer met enthousiasme over literatuur en het werk van jonge schrijvers sprak. ‘Het nieuwe heeft vrienden nodig,’ zei de criticus Anton Ego in de beroemde film Ratatouillle (2007) en dat adagium heeft Frits – ik mocht inmiddels Frits zeggen – altijd heeft uitgedragen, warm pleitbezorger als hij was voor jonge dichters, jonge hiphoppers, jonge muzikanten, jonge theatermakers en jong werk. Uitgenodigd worden voor De Taalstaat was niet alleen een eer, maar ook immer de garantie voor een mooi en betrokken gesprek. Na een bezoek aan zijn radioprogramma belde Frits zijn gasten ook altijd even op om te horen hoe zij het gesprek hadden ervaren, waardoor zij zich nog meer verbonden voelden.
In coronatijd mocht ik op Radio Veronica mijn eigen weekend- en nachtprogramma’s gaan maken. Bij een aflevering van Phil Collins Zegt Sorry had ik Frits eens te gast, om te praten over zijn boek Mijn West Side Story. Het werd een voor mij onvergetelijk gesprek, omdat Frits openhartig vertelde over het overlijden van zijn vrouw Greetje en hoeveel steun hij had aan de muziek van de Amerikaanse componist Leonard Bernstein, die ik uiteraard ook draaide. De reactie-app van Radio Veronica stroomde vol met bemoedigende woorden van luisteraars toen Frits zijn emoties liet gaan. Een moment dat ik – achteraf gezien – natuurlijk had moeten tapen, want inmiddels is het fragment helaas weggezakt in een (digitale) poel van vergetelheid. Net als overigens alle cassettebandjes die ik destijds koesterde.
Laat een reactie achter