Als er één inzicht uit de neerlandistiek is dat brede bekendheid verdient, dan is het wel dat de grenzen van het vak de afgelopen decennia aanzienlijk zijn verruimd. Toen Ben Salemans dertig jaar geleden het eerste berichtje over Neder-L de wereld in stuurde, was die verruiming al enige tijd gaande. Als ik mij tot het letterkundige smaldeel beperk: de literaire tekst werd niet langer bestudeerd als een in zichzelf besloten en betekenisvol geheel, maar als deel van een wereld waarin schrijvers en lezers betekenis en waarde toekennen aan literatuur. Zelf raakte ik gefascineerd door de levensbeschouwelijke en politieke dimensies van moderne literatuur, door de verbindingen tussen Nederlandse en buitenlandse literatuur en door de relaties tussen literatuur en diplomatie. Maar terwijl het vakgebied een geweldige expansie beleefde, slonk het aantal studenten Nederlands. Zo’n dertien jaar bracht ik door in bloeiende programma’s cultuurwetenschappen, kunstbeleid en literair bedrijf. Toen ik in 2017 terugkeerde naar de neerlandistiek, betrad ik een krimpgebied dat gebukt ging onder een stevige depressie.
Veel meer dan het financiële verdienvermogen is het is voor de neerlandistiek van levensbelang dat zij een stevige basis terugwint in de samenleving. Het vak is een creatieve krachtcentrale waarin nieuwe inzichten worden ontwikkeld voor een telkens weer nieuw publiek. In plaats van nostalgisch terug te blikken op een groots verleden, doen we er goed aan ons te verbinden met andere creatieve sectoren; niet om te overleven, maar omdat onze kennis en expertise daar nodig zijn en gevraagd worden.
Neem nu het initiatief Literature and the Wadden Sea, in het leven geroepen door het Rachel Carson Center for Environment and Society, waar ik onlangs bij betrokken raakte (met dank aan Eveline de Smalen). Wie een complex en kwetsbaar ecologisch gebied als de Waddenzee wil doorgronden, kan zijn of haar voordeel doen met het vermogen van fictie en met het rijke onderzoek naar het gebruik van verhalen. Hoe veranderen verhalen het bewustzijn van lezers en hoe versterken zij de omgevingssensitiviteit? Het gegeven dat de kortste weg er zelden een rechte lijn tussen twee punten is, zoals Mathijs Deen schrijft in zijn boek De Wadden, wordt weerspiegeld in de talrijke verhalen over dit intergetijdengebied, dat zich uitstrekt langs de kust van drie Europese landen. Het verbindt veeltalige noorderlingen met een osmotisch landschap en wetenschappers uit verschillende disciplines met elkaar.
Niet tobben dus, maar de benen in de slenken en kijken, denken, schrijven, lezen, spreken. Zoeken naar schelpen en naar verhalen die om duiding vragen, die altijd iemands verhalen zijn en die zicht bieden op ruimte en tijd. Ecologie en letterkunde hebben elkaar veel te vertellen en wanneer zij samenspannen kunnen zij een nieuw perspectief openen op een even complexe als fascinerende wereld.
Mathijs Sanders is hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen
Laat een reactie achter