Rondeelkens (I) Die gheen pluymen en can strijcken, Die en dooch* ter wereldt niet. Is hy aerm, hy en sal niet rijcken, Die gheen pluymen weet te strijcken. Alomme soe heeft hy t’achterkycken. Hy wordt verschoven, waer men hem siet: Die gheen pluymen en can strijcken, Die en dooch ter wereldt niet. (IV) Die door de wereldt sal gheraken, Die moet connen … [Lees meer...] overGedicht: Anthonis de Roovere • twee rondeelkens