Als ik een wens mocht doen, zou ik vragen dat de bureaucraten hun werk snel afmaakten en de universiteiten definitief afbraken en ontdeden van alles wat onderzoek en onderwijs prettig kan maken. Dat het eindelijk zo ver was dat er alléén nog beleidsmedewerkers en managers zouden zijn, elke dag van 9 tot 17:30 bezig met bedenken volgens wat voor criteria hun organisatie nu weer tot de internationale top behoort, en hoe de zaken nóg efficiënter gereorganiseerd kunnen worden. Het gaat er toch een keer van komen, dus waarom moet de marteling dan nog twintig, hooguit dertig jaar duren?
In de achttien jaar dat ik het universitair bedrijf min of meer van buiten beschouw — als student, aio, postdoc, collega-onderzoeker, maar zonder er ooit in vaste dienst te zijn geweest — is er sprake van bezuinigingen, reorganisaties, veranderingen in het studieprogramma, veranderingen in de organisatie van het onderzoek. Alleen al in ons hoekje van het wetenschappelijk bedrijf moeten er duizenden manjaren zijn heengegaan aan vergaderen over hoe alles strak gepland kan worden, zonder nodeloos tijdverlies. Ik heb heel goede mensen zien vertrekken van de universiteit omdat er geen werk voor ze was. Ik zie dat er nu weer uitstekende collega’s ontslagen dreigen te worden. Maar altijd gaat het in discussies over de vraag: waarom zij wel, en niet een andere onderzoeker, of een andere docent? Nooit over: waarom niet al die personen die zogenaamd het onderzoek ondersteunen, maar van wie iedereen weet dat ze alleen maar tot last zijn, dat ze nog nooit enig onderzoeker bureaucratisch werk uit handen hebben genomen, maar er in tegendeel voor zorgen dat er almaar meer formulieren moeten worden ingevuld, meer beleidsnota’s moeten worden geschreven, meer verantwoording moet worden afgelegd?
Ik begrijp niet hoe een bureaucraat denkt. Het zijn door de bank genomen vast heel brave mensen die af en toe een attentie mee naar huis nemen voor hun partner en af en toe geld gireren aan een goed doel. Er zijn wel een paar dingen die ik weet. Zo is het goed als je als bureaucraat mensen ‘onder je hebt’. Wat die mensen precies doen, maakt niet zo veel uit, als je ze maar onder je hebt. Zelf moet je die mensen dan ‘aansturen’, ook als je geen enkel idee hebt over wat ze doen. Als je ze niet aanstuurt, dan doen ze namelijk zomaar wat, en dat is het ergste wat er is. Om zoveel mogelijk mensen onder je te hebben, is het belangrijk dat je resultaten laat zien. Resultaten zijn dingen die in cijfers kunnen worden uitgedrukt (deze onderzoeker heeft dit jaar 2 artikelen gepubliceerd, ter waarde van gemiddeld 8,34 Europese richtsnoerpublicatiewaarde). Wat niet kan worden omgezet in een getal, is onbelangrijk – u kunt wel zeggen dat u hard gewerkt hebt, maar u kunt wel zoveel zeggen. Een bureaucraat doet alleen maar dingen die getallen opleveren. Heel hoge getallen. Topgetallen.
Ik begrijp wel hoe het werkt bij de onderzoekers. De bureaucratisering is in de loop van enkele decennia sluipenderwijs gebeurd. Er was niet in één keer een afdeling met vijftien kwaliteitscontroleurs, nee, eerst begon een ambtenaar dat er bij te doen. En wie durft er te zeggen dat hij tegen kwaliteitscontrole is? Al snel bleek die ene ambtenaar echter zo goed dat hij het verdiende mensen onder zich te krijgen. Nou ja, wie zal dat bestrijden. Zo raken we langzaam gewend aan de waanzin. Zo gewend dat het bij de nieuwe bezuinigingsronde bij niemand opkomt om te zeggen: ‘wacht eens even, waarom zouden we een ervaren onderzoeker van het werk van Conrad Busken Huet (ik noem maar wat) ontslaan, ook al schrijft hij slechts een keer in het jaar een artikel in een internationaal tijdschrift en trekt hij maar weinig studenten, als we ook nog altijd vijftien kwaliteitscontroleurs eruit kunnen gooien? Bijvoorbeeld omdat zij nooit een artikel schrijven en nul studenten trekken? Of men ziet dit allemaal wel, maar heeft besloten dat dit toch een hopeloze onderneming is. Beter een collega-wetenschapper bestrijden dan de bureaucraten, die inmiddels toch wel de macht hebben.
Maar het is toch wel goed dat er nu beter op de kwaliteit wordt gelet? Vroeger werd er toch ook heel slecht college gegeven? En toen waren er toch ook onderzoekers die de godganse dag niks uitvoerden en maar een beetje in de krant zaten te lezen? Om met dat laatste te beginnen: het geld lijkt mij beter besteed aan een onderzoeker die maar een beetje de krant zit te lezen dan aan de lease-auto van een beleidsmedewerker die de hele dag vlijtig doende is. Maar verder geloof ik niet dat de kwaliteit door alle kwaliteitscontrole beter is geworden. Ik was vijftien jaar geleden heel tevreden over het onderwijs dat ik in Leiden en Tilburg heb genoten, zonder dat ik ooit een evaluatieformulier heb ingevuld. In de tweede plaats zijn eventuele verbeteringen naar mijn indruk vooral ontstaan doordat onderzoekers zelf meer zijn gaan letten op dit soort dingen, doordat de onderlinge druk om je best te doen is toegenomen. Van belang daarvoor is weer vooral een goede collegiale sfeer en die bereik je niet met beleidsondersteunende maatregelen.
De situatie stemt zo treurig dat je eigenlijk alleen nog maar kan hopen op een totale Verelendung, dat het apparaat zo log en traag wordt dat het knarsend vastloopt, en dat er een dag komt waarop de onderzoekers en de docenten zeggen: maar wacht eens even, het kan toch ook zonder al die ondersteuning! We hebben toch niet veel meer nodig dan een klaslokaal en een schoolbord om onderwijs te geven, en een kamer met boeken en een computer voor ons onderzoek. Als dat alles niet kan op de internationale topuniversiteiten in ons land, waarom beginnen we dan niet een eigen instelling die weliswaar niet aan de allerhoogste kwaliteitsnormen voldoet, maar waarin iedereen zijn best doet om kennis te verwerven en overdragen en daar nog plezier aan beleeft ook?
Laat een reactie achter