Subject: | Neder-L, no. 0501.b |
From: | Ben Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Mon, 31 Jan 2005 23:52:06 +0100 |
Content-Type: | text/plain |
********************* *-Dertiende-jaargang------- Neder-L, no. 0501.b -----------ISSN-0929-6514-* | | | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Onderwerpen in dit bulletin: | | ============================ | | (1) Rub: 0501.24: Evenementenagenda, met: | | - Amsterdam: Expositie 'Ontwerper & Opdrachtgever', | | vr 11 februari t/m vr 29 april 2005 | | - Antwerpen (Berchem): Prijsuitreiking literaire | | wedstrijd 'Met Andere Zinnen', vr 18 februari 2005 | | - Leuven: Expositie 'Emblemata Sacra', t/m do 3 maart | | 2005 | | (2) Med: 0501.25: Overleden: Hein Leferink (1941-2005), Theun de Vries | | (1907-2005), Max Velthuijs (1923-2005) | | (3) Rub: 0501.26: Hora est!: promotie Aoju Chen op vr 21 januari 2005 | | te Nijmegen | | (4) Web: 0501.27: Taalschrift - januari 2005 / december 2004 | | (5) Med: 0501.28: Opiniestuk: P.J. Verkruijsse: Nogmaals BNTL | | (6) Med: 0501.29: Opiniestuk: Johan Koppenol: Nogmaals BNTL | | (7) Med: 0501.30: Rencesvals Scriptieprijs voor Karelepiek | | (8) Med: 0501.31: Lezingenreeks 'Aan de voet van de regenboog. De utopie| | in de Nederlandse literatuur' op dinsdagavonden in | | februari en maart 2005 op de KU Leuven | | (9) Med: 0501.32: Poezie in het Lab | |(10) Lit: 0501.33: Pas verschenen: Jan Pauwels (red.). Gheprint | | tAntwerpen: het boek in Antwerpen van de 15e tot de | | 20e eeuw. (Kapellen 2004) | |(11) Lit: 0501.34: Pas verschenen: H.J. van der Laan. Het Groninger | | boekbedrijf. (Assen 2005) | |(12) Lit: 0501.35: Pas verschenen: Rene Marres. Kritische beschouwingen | | over Nederlandse literatuur en literatuurstudie. | | (Leiden 2005) | |(13) Sym: 0501.36: Congres 'Retorica en vermaak' t.g.v. het afscheid van | | prof. A.C. Braet als hoogleraar, vr 11 maart 2005, | | Amsterdam | |(14) Sym: 0501.37: Lezingenmiddag Bilderdijk Museum, vr 4 februari 2004, | | Amsterdam | |(15) Sym: 0501.38: Colloquium Praagse Perspectieven 3, do 17 - vr 18 | | maart 2005, Praag | |(16) Sym: 0501.39: Minisymposium Literaire kritiek en wetenschap, vr 4 | | februari 2004, Amsterdam | |(17) Sym: 0501.40: Symposium Kind van de toekomst, vr 11 maart 2005, | | Amsterdam | |(18) Col: 0501.41: Column Willem Kuiper, no. 64: Een begheven Willemijn | |(19) Informatie over Neder-L | | | *------------------------- --------ma-31-januari-2005-* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 29 januari 2005
From: P.J. Verkruijsse <p.j.verkruijsse@uva.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050124.html
Subject: Rub: 0501.24: Evenementenagenda
=================
Evenementenagenda
=================
AMSTERDAM, Universiteitsbibliotheek, Singel 425
Expositie ‘Ontwerper & Opdrachtgever’, 11 februari – 29 april 2005, ma.-vr. 13.00-17.00 uur.
- Een tentoonstelling over de bijzondere relatie tussen opdrachtgever en ontwerper. Opening op donderdag 10 februari 2005, 17.00 uur, in de Aula van de Universiteit van Amsterdam, Singel 411, met een inleiding door Wim Crouwel. Lidewijde Paris van uitgeverij Querido spreekt over Harry Sierman, architect Wim Quist over Reynoud Homan, ondernemer Paul Fentener van Vlissingen over Irma Boom.
ANTWERPEN/BERCHEM, Zaal Rubens, Statiestraat 175
Prijsuitreiking literaire wedstrijd ‘Met Andere Zinnen’, vr 18 februari 2005, 20.00 uur.
- Het literaire concours Met Andere Zinnen nadert de ontknoping. Er werd massaal geschreven en ingezonden, door jonge, oudere, en nog iets oudere jongeren; de organisatie stond versteld van de overweldigende respons. Op vrijdag 18 februari 2005 is het eindelijk zover: dan organiseert Met Andere Zinnen, nieuwe organisatie voor jonge schrijvers, een gratis literaire avond (start om 20 u.) waarop de prijzen van de wedstrijd worden uitgereikt. Deze huldiging vindt plaats in Zaal Rubens, op een steenworp van Berchem-Station, Antwerpen.
Op deze avond wordt niet alleen het eerste nummer van het tijdschrift Met Andere Zinnen voorgesteld, maar gaan de winnaars meteen de confrontatie met het publiek aan. Verder mag je verzen en volzinnen verwachten van juryleden Bart F.M. Droog, Peter Holvoet-Hanssen, Serge van Duijnhoven en Annelieke van Mens! De heren van het Antwerpse Syndon zorgen voor een vette krijtstreep muziek. En natuurlijk gaat nadien het feest nog door. Locatie prijsuitreiking: Zaal Rubens, Statiestraat 175, 2600 Berchem.
Info & gratis reserveringen: maz@metanderezinnen.com. Met de steun van: ABC2004, deSingel, District Berchem, dwars, Universiteit Antwerpen, de Krant.
LEUVEN, Bibliotheek Godgeleerdheid KU Leuven, C. de Beriotstraat 26
Expositie ‘Emblemata Sacra’, t/m 3 maart 2005, ma.-vr. 8.30-22.00 uur; za. 8.30-13.00 uur.
- Tentoonstelling als uitvloeisel van de van 27-29 januari gehouden conferentie over Emblemata Sacra. Zie voor nadere informatie: http://millennium.arts.kuleuven.ac.be/literary_studies/ emblematasacra.htm.
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 18 januari 2005
From: P.J. Verkruijsse <p.j.verkruijsse@uva.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050125.html
Subject: Med: 0501.25: Overleden: Hein Leferink (1941-2005), Theun de Vries (1907-2005), Max Velthuijs (1923-2005)
=========
Overleden
=========
Op 14 januari 2005 overleed de neerlandicus drs. Hein R.P. Leferink (* 6 augustus 1941), vele jaren lang verbonden aan de opleidingen Nederlands en Kunst en kunstbeleid van de Rijksuniversiteit Groningen. Hein Leferink publiceerde op het gebied van de moderne letterkunde, vooral over romantheorie en postmodernisme.
Op 21 januari 2005 overleed te Amsterdam schrijver Theunis Uilke de Vries (*Veenwouden 26 april 1907). Theun de Vries is tot op zeer hoge leeftijd productief gebleven als journalist, dichter (ook in het Fries), proza- en toneelschrijver. Na een opleiding tot bibliothecaris en een functie als zodanig in Sneek en na zijn overgang tot het communisme schreef hij in o.a. De Tribune en De Waarheid. In de literaire kritiek kreeg hij als communist en ‘verteller’ lange tijd weinig waardering. Niettemin kreeg hij de Domprijs voor poezie in 1930, voor zijn romandebuut ‘Rembrandt’ (1931), de Meiprijs 1932 van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Vijverbergprijs 1951. In 1962 ontving hij de P.C. Hooftprijs; in 1970 en 1973 kreeg hij de Visser Neerlandiaprijs; in 1976 viel hem de Pieter Jellesprijs toe; in 1979 werd hij eredoctor in Groningen; in 1984 volgde de Henriette Roland Holstprijs; in 1987 kreeg hij de Verzetsprijs van de Stichting Kunstenaarsverzet en in 2002 werd hem de eremedaille van de stad Amsterdam toegekend. Bekende romans van hem zijn ‘Stiefmoeder aarde’ (1936) en het verfilmde ‘Het meisje met het rode haar’ (1956). Zie voor bio- en bibliografische gegevens de DBNL: http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php3?id=vrie049.
Op 25 januari 2005 overleed in Den Haag de schilder, schrijver en tekenaar Max Velthuijs (*22 mei 1923 Den Haag). Max Velthuijs is wereldwijd beroemd geworden met zijn in vele talen uitgebrachte Kikker-boeken waarvoor hij vorig jaar nog onderscheiden werd met de ‘Nobelprijs voor kinderboeken’, de Hans Christian Andersenprijs. Andere onderscheidingen zijn de E. du Perronprijs in 1994 voor ‘Kikker en de vreemdeling’, vier Gouden Penselen, een Gouden Griffel, twee Zilveren Griffels, een Zilveren Penseel, vijf Vlag en Wimpels. Zie voor meer bio- en bibliografische bijzonderheden http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php3?id=velt008.
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 18 januari 2005
From: P.J. Verkruijsse <p.j.verkruijsse@uva.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050126.html
Subject: Rub: 0501.26: Hora est!: promotie Aoju Chen op vr 21 januari 2005 te Nijmegen
=========
Hora est!
=========
21 januari 2005, Radboud Universiteit Nijmegen
Mevrouw Aoju Chen: C’est le ton qui fait la musique. Universal and Language-specific perception of paralinguistic intonational meaning.
In het vreemde-taalonderwijs is veel meer aandacht nodig voor intonatie. We denken dat we de emotie en attitude van een persoon kunnen afleiden uit diens intonatie, maar de intonatie is in een vreemde taal vaak anders dan in de moedertaal. En dat leidt vaak tot misverstanden. Niet door wat ze zeggen, maar door de intonatie. Daarmee accentueren we betekenis en die betekenis is in een vreemde taal vaak anders dan in de moedertaal.
De Nijmeegse promovenda Aoju Chen deed onderzoek naar taalperceptie bij luisteraars met verschillende taalachtergrond: Hongaars, Chinees, Duits, Brits Engels en Nederlands. Ze wilde weten of de luisteraars dezelfde betekenissen in de intonatie van de spreker hoorden, zo ja, hoe dat komt en wat dat zegt over de diversiteit van talen.
Vooral wanneer we spreken met iemand in haar of zijn moedertaal, kunnen er misverstanden optreden. Toonhoogte speelt hier een doorslaggevende rol. Zo wordt een hogere uitspraak of toonregister door Brits-Engelse luisteraars begrepen als vriendelijk. Nederlanders daarentegen duiden zo’n hoger uitgesproken zin eerder als een met nadruk sprekend persoon, en geven aan dat de spreker eerder onvriendelijk klinkt. Zeggen we tegen onze Engelse gastheer, na afloop van het diner: ‘What kind of cheese is this?’ met een stijgende toon aan het eind, dan zal hij zich beledigd voelen (Wat heb je me nu voorgezet). Een dalende toon aan het eind en een hoger register, maken de zin veel vriendelijker: ‘What kind of cheese is this?’
Aoju Chen, Chinese van afkomst, geeft een voorbeeld uit haar eigen omgeving. Ze belde een keer met haar ouders in China. Haar huisgenoten, die in dezelfde kamer aanwezig waren, schokken nogal van het telefoongesprek en dachten dat ze ruzie maakte. Volgens Aoju Chen is het hoge toonregister in het Chinees gebruikelijk in de communicatie tussen mensen die een goede band met elkaar hebben. Door haar huisgenoten werd het echter gepercipieerd als onvriendelijk. Wanneer mensen communiceren in een taal die voor geen van de gesprekspartners de moedertaal is, dan leidt intonatie niet of nauwelijks tot misverstanden. In het onderzoek van mevrouw Chen kregen drie groepen proefpersonen met Hongaars, Chinees en Nederlands als moedertaal telkens twee zinnen voorgelegd in een onbekende taal, waarbij ze moesten aangeven welke zin de vraagzin was. De drie groepen reageerden vrijwel gelijk op deze taak en bleken slechts enigszins beinvloed te worden door hun moedertaal.
Volgens de promovenda heeft de mens in aanleg een universeel interpretatiesysteem voor de betekenis van intonatie, maar maken individuele talen daar eigen keuzes in. De menselijke communicatie wordt gestuurd door onderliggende universele mechanismen die bepalen hoe toonhoogteverschil wordt gebruikt om betekenis aan te geven. Deze mechanismen zijn biologisch in aanleg en daarom beschikbaar voor alle mensen. Aan de andere kant laten de resultaten uit het onderzoek zien dat talen systematisch kunnen verschillen in het gebruik van deze universele mechanismen en dat taalleerders deze moeten aanleren.
Deze verschillen blijken tweede taalleerders te beinvloeden in hun gebruik van intonatie in de tweede taal. Vergevorderde tweede taalleerders schijnen echter tot op zekere hoogte impliciete kennis te hebben verkregen van deze verschillen (door praktijkervaring) en passen hun perceptie overeenkomstig aan.
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 24 Jan 2005 10:06:08 +0100
From: Taalschrift <taalschrift@taalunie.org>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050127.html
Subject: Web: 0501.27: Taalschrift - januari 2005 / december 2004
==========================================
Taalschrift – januari 2005 / december 2004
==========================================
De nieuwe editie van Taalschrift is verschenen met daarin de volgende onderwerpen:
DISCUSSIE
Jeugdliteratuur bestaat niet!
(Volwassenenliteratuur trouwens ook niet)
Schrijven voor een doelgroep kan relevant zijn, schrijven voor een leeftijdsgroep is dat mijns inziens niet. Waarom heeft men het wel over kinderboekenschrijvers, maar bijvoorbeeld nooit over schrijvers voor bejaarden? En waarom vraagt men om de haverklap aan schrijvers als Bart Moeyaert, Joke van Leeuwen of Guus Kuijer waarom ze voor kinderen schrijven, maar bijvoorbeeld nooit aan Hugo Claus of Hafid Bouazza waarom ze voor volwassenen schrijven?
- Willy Schuyesmans, journalist, lezer, auteur
http://taalschrift.org/discussie/000752.html
REPORTAGE
Vrouwen geven andere complimentjes dan mannen
Complimenten geven of krijgen is een delicate zaak. We moeten ons houden aan allerlei stilzwijgende afspraken: hoe maak je een compliment, hoe reageer je erop? Bovendien schalt de loftrompet anders voor vrouwen dan voor mannen. Communicatiedeskundige Agnes Verbiest schreef een boek over de goede zeden in complimentenland, maar vooral ook over de voetangels en klemmen waarmee het pad er is bezaaid. U bent gewaarschuwd.
- Mieke Zijlmans
http://taalschrift.org/reportage/000753.html
DISCUSSIE (december 2004)
De Nederlandse wat??
Wie weet er eigenlijk dat de Taalunie bestaat? Hoe bekend is het dat de Taalunie de zorg heeft voor onze spelling? Wordt er over de naamsbekendheid en het imago van de organisatie niet veel te optimistisch gedacht, daar in dat prachtige pand in Den Haag?
- Prof. Carel Jansen, hoogleraar Bedrijfscommunicatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen
http://taalschrift.org/discussie/000728.html
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 18 januari 2005
From: P.J. Verkruijsse <p.j.verkruijsse@uva.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050128.html
Subject: Med: 0501.28: Opiniestuk: P.J. Verkruijsse: Nogmaals BNTL
=================
Nogmaals BNTL – 1
=================
Zoals uit een reactie op mijn stuk over de ‘Sluipmoord op de BNTL’ (zie Neder-L 0501.08 – http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050108.html) blijkt, is in kringen van de Fryske Akademy de slotalinea ook geinterpreteerd op een wijze die absoluut niet in mijn bedoeling lag. Uiteraard behelsde mijn voorstel niet om maar wat fte’s van die 33,1 af te knabbelen ten behoeve van de redding van de BNTL. Ik heb duidelijk om gewoon meer voor de (objectieve en subjectieve) bibliografie van de neerlandistiek gevraagd.
Dr. Willem Visser, hoofd Vakgroep Taalkunde van de Fryske Akademy en lid van de redactie van de BFTL, heeft in zijn reactie duidelijk gemaakt dat de inzet van de Fryske Akademy voor het werk aan de BFTL niet meer dan ongeveer 0,5 fte bedraagt. Daarnaast levert ook Tresoar een bijdrage. Een en ander impliceert blijkbaar wel dat de BFTL gewoon door kan gaan, terwijl de BNTL een totaal andere koers inslaat. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de Vlaamse afdeling van de BNTL die niet personeel gekort wordt. Hoe deze situatie in de praktijk moet uitpakken, is niet helemaal duidelijk: er is sprake van aparte zoekschermen voor de BFTL en misschien voor de BNTL Vlaams, want die passen waarschijnlijk niet meer in de komende hitech-omgeving. Zo’n situatie lijkt me niet wenselijk, zeker niet voor de BNTL Vlaams, maar ook niet voor de BFTL, want er zijn toch heel wat auteurs die zowel in het Fries als in het Nederlands gepubliceerd hebben.
Inmiddels heb ik begrepen (ik kon er zelf niet bij zijn), dat de bijeenkomst in het Trippenhuis niet meer duidelijkheid heeft verschaft dan de sessie in Gent. Het enige wat er nu is toegezegd, is dat er voortdurende ruggespraak met het veld gehouden zal worden. Inmiddels (24/25 januari 2005) is op de site van het NIWI door Karina van Dalen-Oskam wat meer informatie geplaatst over de voorgenomen vernieuwingen met betrekking tot de BNTL: http://www.niwi.knaw.nl/nl/neerlandistiek/informatie_over_vernieuwing_b ntl/. Het wordt ‘een soort Google voor de neerlandistiek’, die blijkbaar dingen zal gaan vinden waar de echte Google niet bij kan.
Reeds in de inleiding van dat artikel wordt de neerlandistiek een rad voor ogen gedraaid door de huidige BNTL te karakteriseren als een ‘beschrijvende lijst van boeken’. Dat gebeurt nota bene op basis van raadpleging van de Van Dale, alsof er geen voortreffelijk ‘Handboek bibliografie’ (1995, o.r.v. A.O. Kouwenhoven) bestaat! Sterker nog: ik ken een bibliografie die 73 treffers geeft van artikelen waarin hartstochtelijk gediscussieerd wordt over de bibliografie en documentatie van het vak: de onvolprezen BNTL! In mijn in Gent gehouden presentatie heb ik duidelijk aangegeven waar de gaten vallen in de BNTL als de plannen van de KNAW doorgaan: zie de op die presentatie gebaseerde website die ik voor de gelegenheid geplaatst heb op de site van de Amsterdamse leerstoelgroep Boekwetenschap en handschriftenkunde: http://cf.hum.uva.nl/bookmaster/ (klikken in de inhoudsopgave op BNTL). Een goedkopere managementtruc dan het in diskrediet brengen van een product waar men vanaf wil om een ander product te promoten, zal niet gemakkelijk gevonden kunnen worden. Impliciet betekent dit ook een diskwalificatie van al diegenen die zich de laatste halve eeuw volledig hebben ingezet voor het tot stand brengen van een voorbeeldige bibliografie.
Als het de bedoeling is het nieuwe concept ook naar Zuid-Afrika te exporteren, iets waarop Van Dalen-Oskam in Gent zinspeelde, dan zal ze daar weinig gehoor vinden, getuige de verklaring van prof. Wannie Carstens: ‘Met verwysing na die berig (16 Januarie 2005) deur PJ Verkruijsse oor “Sluipmoord op de BNTL” kom daar ook vanuit Suid-Afrika ’n dringende versoek dat die afskaling van die huidige funksies van die BNTL herbedink moet word. Om enigsins afskaling te oorweeg, grens aan die kriminele ten opsigte van een van die beste bibliografiee in hierdie verband. Ek is betrokke by die Bibliografie van die Afrikaanse Taal- en letterkunde (BATL) en die BNTL word as voorbeeld geneem en as vennoot beskou. Dus: moet dit asb. NIE oorweeg om die BNTL af te skaal nie! Bou dit eerder uit’ (e-mail van 19 januari 2005 aan de KNAW).
De rest van het artikel van Van Dalen-Oskam gaat verder niet meer over bibliograferen, maar over de technische vernieuwingen in de toekomst waarvan het nog maar de vraag is of die hoogstandjes ook werkelijk zullen functioneren. Dat is voor een deel afhankelijk van de input die aan bepaalde voorwaarden moet voldoen, een voor een bibliograaf natuurlijk volstrekt abject standpunt. Ik kan me voorstellen dat een deel van de uitgeverswereld hier een kans ziet de eigen producten met handige trefwoorden onder de aandacht te brengen. Voorlopig moet ik concluderen dat hier een paar goede maatschoenen weggegooid wordt ten gunste van een paar flitsend ogende gympen uit lage-lonenlanden. Bovendien wordt een aantal vakbibliografen met jarenlange ervaring de tochtige krochten van de Willem-Alexanderhof in geschopt. Als de neerlandistische productie zo explosief groeit, moet de bibliografie gelijke tred daarmee houden. Het aantal vakbibliografen per wetenschap moet in percentages worden uitgedrukt, niet in promillages.
Ondanks de meer dan honderd reacties – waaronder opvallend veel van de neerlandistiek extra muros en waaronder ook van enkele gerenommeerde instellingen – lijkt de KNAW op de ingeslagen dwaalweg voort te gaan. Er is dan nog maar een mogelijkheid om de kwaliteit van de BNTL te handhaven op het huidige peil: een complete publiceerstaking door alle neerlandici!
P.J. Verkruijsse
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 29 januari 2005
From: J.M. Koppenol <jm.koppenol@let.vu.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050129.html
Subject: Med: 0501.29: Opiniestuk: Johan Koppenol: Nogmaals BNTL
=================
Nogmaals BNTL – 2
=================
De BNTL wil, zo blijkt uit de presentaties van de de plannen van Niwi/KNAW anticiperen op de komende digitalisering van de publicatiewereld. De BNTL zoals we die kennen moet daarom op de schop. In de toekomst zal er zoveel mogelijk titelinformatie worden verzameld via o.a. het universitaire registreersysteem METIS en ‘harvesting’ op het web. Daarnaast zal er een standaardlijst van tijdschriften worden geexcerpeerd, waaronder ook een aantal taalkundige tijdschriften. Zoveel mogelijk publicaties worden in digitale vorm verzameld en beheerd in een database.
De huidige handmatige ontsluiting, categorisering en trefwoordtoekenning komen te vervallen. Het materiaal zal doorzoekbaar zijn op titelwoorden, auteur, jaar van uitgave: kortom, als catalogus. De publicaties waarvan men een digitaal bestand heeft, worden elektronisch doorzoekbaar en aanklikbaar. De digitale teksten hoopt men verder op enig moment met behulp van geavanceerde programmatuur van trefwoorden te voorzien en zelfs samen te vatten. Dit alles moet van de BNTL een zoekmachine maken. Men bespaart in de productie, doordat veel minder en bovendien vakinhoudelijk ongeschoold (en dus goedkoop) personeel in korte tijd veel teksten kan bewerken.
Publicaties die niet digitaal zijn aangeleverd, kunnen niet via de techniek worden ontsloten, en moeten het daarom doen met alleen een titelbeschrijving. Iedereen krijgt het dringende advies voortaan titels te kiezen die goede doorzoeking mogelijk maken. Verder komt er een mogelijkheid om zelf titels, trefwoorden e.d. aan de BNTL toe te voegen. Alles bij elkaar zou dit ertoe moeten leiden dat ‘het product’ BNTL toch veel vollediger zal zijn dan nu mogelijk is. Het feit dat de invoering van de noviteiten samenvalt met de ontmanteling van het NIWI en een bijbehorende bezuiniging heeft het proces van verandering versneld, maar ook zonder dat zou de BNTL deze richting zijn uitgegaan en geen andere. De uitgezette lijnen markeren volgens de beleidsmakers de best denkbare optie voor de toekomst en iedereen zou dus alle reden hebben tot optimisme en tevredenheid.
Beter dan best?
Toch wil het met dat gevoel van collectieve tevredenheid in de neerlandistiek niet erg vlotten. Er heerst wel tevredenheid – over de huidige BNTL. Die is buitengewoon fijnmazig, professioneel en betrouwbaar. Zeker: helemaal volledig is zij niet en er zijn in de loop van de jaren kleine koerswijzigingen geweest die een aanpassing (lees: een verruiming) van het dekkingsgebied betekenden. Maar alles bij elkaar biedt de BNTL een betrouwbare ontsluiting – binnen gestelde grenzen – van vrijwel alle publicaties op het brede terrein van de Nederlandse taal- en letterkunde. De gebruiker kan er vanuit gaan dat alle publicaties zijn bewerkt volgens dezelfde standaard.
Dit alles maakt de BNTL tot een van de beste vakbibliografieen ter wereld. En juist nu zijn we op een punt beland, waarop zij haar grote waarde beter dan ooit kan bewijzen. Nu de BNTL waar ook ter wereld gratis online raadpleegbaar is, en nu de link met de DBNL is gelegd, kan de waardevolle infrastructuur die zij in zich bergt optimaal benut worden. Er is geen enkele rden te denken dat de BNTL de komende digitale ontwikkelingen niet zou overleven, ze zal er juist van profiteren.
Niemand is dus tegen vernieuwing of tegen het toepassen van nieuwe digitale mogelijkheden. De vraag is echter of de aangekondigde ommezwaai bij de BNTL de juiste manier is om die toekomst in te gaan. Om dat te kunnen vaststellen, moet je een duidelijk beeld hebben van het doel en de aard van de BNTL. Wat mij betreft zou de BNTL moeten blijven wat zij nu is: een zo betrouwbare, dat wil zeggen een binnen gestelde grenzen zo volledig mogelijke, goed ontsloten vakbibliografie voor de neerlandistiek. En dan kun je daar vervolgens allerlei extra’s aanhangen.
In de huidige plannen wordt er echter een andere keuze gemaakt: de BNTL wordt een neerlandistische database annex zoekmachine, waarin uit diverse bronnen titels worden ‘geoogst’ en waarin van zoveel mogelijk titels de volledige tekst als digitaal bestand wordt opgenomen. De hoop is dat de redactie van de nieuwe BNTL, dankzij de belangeloze inzet (of juist het eigenbelang) van alle spelers uit het veld – auteurs, tijdschriftredacties, universiteiten en uitgevers – in staat zal zijn met veel geavanceerde techniek, nauwelijks inzet van inhoudelijke vakkennis en dus voor weinig geld een product te leveren dat de oude BNTL op alle manieren overtreft en dus spoedig zal doen vergeten.
Verbazing
Of dit stralend optimisme terecht is, valt te betwijfelen. Er is genoeg reden tot verbazing en zorg. Verbazing, ten eerste, over de manier waarop het vernieuwingsplan tot nu toe is ontwikkeld en over de besluitvorming, namelijk zonder overleg met vakgenoten, de gebruikers van de BNTL, de professionele neerlandici, kortom: ‘het veld’. Er is enige malen verwezen naar een zes (!) jaar oude gebruikersenquete uit 1999, maar dat lijkt me niet erg serieus te nemen.
Dat er niet is overlegd, zou samenhangen met de reorganisatie van het NIWI. Eerst heeft de KNAW duidelijkheid willen geven aan het personeel dat zijn baan bedreigd zag, en pas daarna was het veld aan de beurt. Ik neem direct aan dat dit allemaal uit de beste en zuiverste motieven voortkomt. Of het de enig denkbare volgorde was, kun je betwisten. Je zou ook eerst met het veld kunnen overleggen en vaststellen waar het heen moet met de BNTL, dan bepalen hoeveel en welk personeel daarvoor nodig is, en vervolgens overgaan tot een reorganisatieplan (of tot een plan om de benodigde middelen bij elkaar te krijgen)
Er is tijdens de bijeenkomst in Amsterdam veel te doen geweest over de vraag of er al dan niet een regeling uit 1970 bestaat die zegt dat ingrijpende beslissingen over de BNTL alleen genomen kunnen worden met inspraak van de hoogleraren uit Nederland, Vlaanderen, Londen, Keulen en Parijs. Het verlossende document is nog niet gevonden – en eigenlijk ben ik er ook helemaal niet in geinteresseerd. Het is toch curieus dat er in een relatief klein vakgebied als het onze een ministeriele regeling voor nodig zou zijn om af te dwingen dat er onderling contact moet zijn als het gaat over ingrijpende beslissingen over de vakbibliografie. Wie daarover moet beslissen wil toch dat de gebruikers, de professionele neerlandistiek daarover meedenken? Is het niet raar dat de universiteiten, dat de Taalunie niet is geraadpleegd? En dat er zelfs geen contact is geweest met de makers van het Vlaamse aandeel in de BNTL?
Men werd overigens tijdens de informatiebijeenkomst bij de KNAW niet moe te benadrukken dat men de mening van het veld zeer belangrijk vindt. We zullen in de toekomst frequent (maandelijks zelfs, als ik het goed begreep) bevraagd worden. Maar dat begint allemaal pas, nadat een reeks vergaande ingrepen is doorgevoerd die de kern van de BNTL raken. Onze mening daarover is kennelijk niet interessant.
Zorg
Van de verbazing dan nu naar de zorg, van de gang van zaken terug naar de inhoud. Dreigt er nu wel of niet gevaar voor de BNTL? Het is duidelijk dat de meningen op dat punt verschillen. De beleidsmakers zien geen enkele dreiging, in hun visie is er alleen een grote sprong voorwaarts. Ik deel dat optimisme niet. En ik wil voor dat ik dat nader uitwerk nog wel een keer benadrukken dat het plan ook heel goede en logische punten bevat. Als je informatie kunt ‘harvesten’ moet je dat zeker doen. En natuurlijk moet er gewerkt worden met nieuwe technieken, wanneer die beproefd zijn en hun waarde bewezen hebben. En het is heel aantrekkelijk wanneer tekstbestanden direct digitaal raadpleegbaar zijn. Maar dat laatste mag mijns inziens nooit ten koste gaan van de betrouwbaarheid van de BNTL. En dat is een punt van grote zorg.
Techniek
De vernieuwing van de BNTL moet gestalte krijgen per mei 2005. Niets wijst erop dat men op dat moment zo ver is dat de technische beloften waarmee we lekker gemaakt worden dan operationeel zijn. Ik heb eigenlijk nog helemaal geen indruk gekregen van hoever men is op dat punt, en dat lijkt me geen hoopvol signaal. Er bestaat een soort demo waar digitale teksten inzitten en die zijn dus doorzoekbaar. Maar werkt de programmatuur die teksten in een paar seconden van adequate trefwoorden voorziet? Mijn indruk is dat dit nog in de verste verte niet het geval is. Er moet dus in het gunstigste geval nog een hele proefperiode worden gedraaid, voordat je betrouwbare resultaten krijgt. En zolang de elektronische ontsluiting niet werkt, hebben we een onvolledig en onbetrouwbaar apparaat.
Overigens geloof ik helemaal niet dat het ooit zo goed zal draaien dat je kunt afzien van controle van de elektronisch gegenereerde gegevens door iemand met vakkennis. Toch zal de vakkennis bij de BNTL al per 1 mei min of meer verdwijnen. Er blijft slechts een academicus/neerlandicus m/v over, en uit de presentaties bleek dat die vooral contactpersoon zal zijn. Zijn/haar taak is alle tijdschriftredacties aan de lijn te houden en het veld bij de les te betrekken.
Zelfwerkzaamheid
Waar ik evenmin gerust op ben, is op het hele punt van collectieve zelfwerkzaamheid via de ‘eigen invoer’-optie. Neerlandici die gezamenlijk zorg dragen voor een onovertroffen zoekmachine: het klinkt mooi en het wordt gepresenteerd als een enorme besparing en tijdwinst. Ik wil er graag het beste van hopen, maar iets fluistert mij in dat zodra je een ‘product’ afhankelijk maakt van het vrijwilligerswerk van een totaal onoverzichtelijke hoeveelheid verschillende individuen, dit het proces eerder zal vertragen dan versnellen. Maar zelfs wanneer je daar wel in gelooft, lijkt het me onverstandig om er maar vanuit te gaan dat het allemaal wel goed komt, zonder dat je dat hebt getest in een behoorlijke proefperiode (het is maar een wild idee). Wie garandeert dat tijdschriftredacties op 1 mei hun bestanden komen aanleveren? Kun je daar vanuit gaan, moet je daar niet eerst overleg over voeren? En nu lijken de redacties van de echte vaktijdschriften me nog wel de minst problematische groep, samen met de professionele neerlandici in dienst van de universiteiten. Want hoe zit het met vakgenoten die soms al tien of vijftien jaar gepensioneerd zijn, maar nog wel actief – gaan die echt de BNTL elektronisch aanvullen? En al die mensen die niet in de kring van de academie verkeren? Redacties van volkskundige bladen in de provincie? Ik heb er een hard hoofd in. En als zij het laten afweten, gaat dat onverbiddelijk ten koste van de dekkingsgraad en dus betrouwbaarheid van de BNTL.
Status
Een ander punt dat door de beleidsmakers in het geheel niet als een probleem werd gezien, maar door mij wel zo wordt ervaren, is de buitengewoon warrige status die de BNTL als geheel krijgt door de veranderingen. Per mei zal men in Nederland, i.t.t. Vlaanderen, stoppen met het maken van de BNTL oude stijl. Vanaf dan worden er uitsluitend nog titelbeschrijvingen van publicaties aan de database toegevoegd. Voor zover ik weet wordt er in Nederland momenteel nog gewerkt aan de jaren 2002, 2003 en 2004. De BNTL wordt dus per mei 2005 een hybride apparaat:
- tot 2002 is zij eenvormig in Noord en Zuid;
- voor de periode 2002-2004 geldt dat het Vlaamse aandeel nog ambachtelijk is gemaakt, het Nederlandse aandeel deels ambachtelijk, en deels alleen via titelbeschrijving is ontsloten (de publicaties waarvan digitale bestanden aanwezig zijn, krijgen op enig moment, wanneer de programmatuur werkt, nog trefwoorden toegekend);
- en voor 2005 en verder geldt dat het Nederlandse aandeel in zijn totaliteit op een andere manier gemaakt is dan het Vlaamse.
Hoe dit voor een verbetering kan doorgaan zie ik niet.
Bovenstaande zaken zijn reden tot grote zorg. De neerlandistiek beschikt nu over een zeer goede vakbibliografie en dat zou zo moeten blijven. De eerste taak van de BNTL moet blijven het systematisch en volgens gestandaardiseerde normen ontsluiten van alle vakpublicaties (binnen de geldende grenzen). Wanneer aan die basiseis is voldaan, kan vervolgens bekeken worden of er aantrekkelijke extra mogelijkheden te realiseren zijn, zoals beschikbaarstelling van tekstbestanden. Dit is echter niet de kerntaak en hetzelfde zou bijvoorbeeld ook door de DBNL kunnen gebeuren.
En wanneer de kerntaak van de BNTL verzekerd is, en men daarbovenop nog nieuwe faciliteiten wil ontwikkelen, kan dat niet zolang een gedegen inzicht ontbreekt in de mogelijke effecten en problemen. Nergens blijkt dat er een scenario is voor het geval dat de wonderen der techniek ons in de steek laten, of wanneer neerlandici toch minder ideale vrijwilligers blijken te zijn dan verhoopt. Een behoorlijke proefperiode, terwijl er tegelijkertijd wordt doorgewerkt aan de vertrouwde BNTL, lijkt me wel het minste. Want we weten wel wat we stopzetten, maar niet wat we ervoor terugkrijgen. Er moeten veel meer garanties komen voordat we de stekker uit de oude BNTL trekken.
Een eigen huis
De beleidsmakers achter de BNTL-plannen hanteren graag de huisvestingsmetafoor. Zij beloven ons dat wij een gedateerd arbeidershuisje gaan verruilen voor ‘het huis van de toekomst’, met prettige kamers voor iedereen. Ik vrees eerder dat ons een gedwongen ontruiming wacht. De neerlandistiek dreigt uit een buitengewoon prettig en comfortabel pand gezet te worden. En er is wel sprake van vervangende woonruimte, maar voorlopig verkeert die nog in het stadium van de bouwtekening. Erg frustrerend is daarbij dat de inspraak van de toekomstige bewoners beperkt lijkt te blijven tot de kleur van de plinten en de hoogte van het aanrecht, terwijl er alle reden is tot zorg over de onderheiing en de fundering. Er moet daarom nog maar eens goed worden nagedacht over de voorgenomen verhuizing. Beter dan in onze huidige woning zullen we het niet gauw krijgen. En tot het moment dat we zeker weten dat we elders beter onderdak zijn, kunnen we ons beter beperken tot gedegen onderhoud: regelmatig opknappen en moderniseren, en af en toe een digitale opknapbeurt.
Johan Koppenol
Vrije Universiteit Amsterdam
Universiteit van Amsterdam
jm.koppenol@let.vu.nl
(7)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Sun, 30 Jan 2005 21:29:03 +0100
From: Jacqueline de Ruiter <J.deRuiter@bookmark.demon.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050130.html
Subject: Med: 0501.30: Rencesvals Scriptieprijs voor Karelepiek
==========================================
Rencesvals Scriptieprijs voor Karelepiek:
Scriptie over Karel de Grote is geld waard
==========================================
Met een doctoraalscriptie op het gebied van de Karelepiek kan een student EUR 500 winnen. De prijs wordt uitgeloofd door de Nederlandse afdeling van de Societe Rencesvals. Inzenden is mogelijk tot 15 oktober 2005; de winnaar wordt nog voor het eind van het jaar bekend gemaakt.
Iedere scriptie over de literatuur rond Karel de Grote en zijn vazallen komt voor bekroning in aanmerking. Het onderwerp kan een Frans ‘chanson de geste’ zijn, maar ook een tekst in een andere Romaanse taal, het Middelnederlands, Duits, Engels of een van de Scandinavische talen. Ook een studie over het ‘Nachleben’ is welkom. De benaderingswijze kan strikt literair, literair-historisch, filologisch of interdisciplinair zijn.
Wel geldt een formele beperking: de scriptie is voltooid tussen 1 oktober 2002 en 1 oktober 2005 en geschreven voor een Nederlandse universiteit.
De inzendingstermijn sluit op 15 oktober 2005. Een jury bestaande uit gerenommeerde vakgenoten beoordeelt de scripties op onderzoekskwaliteit en leesbaarheid. Nog in december van dit jaar wordt de winnaar bekendgemaakt.
Bekroning heeft drie gevolgen:
- De winnaar ontvangt een geldbedrag van EUR 500.
- De winnaar krijgt een uitnodiging om een lezing te houden voor de Nederlandse afdeling van de Societe Rencesvals.
- De winnaar wordt – als hij of zij dat wil – voorgedragen voor een beurs om deel te nemen aan het internationale congres van de Societe Rencesvals, in juli 2006 in de Verenigde Staten.
Het reglement voor de scriptieprijs is te vinden op de website van de Nederlandse afdeling van de Societe Rencesvals: http://www.bookmark.demon.nl/rencesvals
Zegt het voort.
Informatie:
Secretariaat van de Societe Rencesvals – Nederlandse afdeling,
Jacqueline de Ruiter
Tel. +31 (0)30-273.40.12
(8)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 19 januari 2005
From: An Faems <An.Faems@arts.kuleuven.ac.be>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050131.html
Subject: Med: 0501.31: Lezingenreeks 'Aan de voet van de regenboog. De utopie in de Nederlandse literatuur' op dinsdagavonden in februari en maart 2005 op de KU Leuven
=======================
Lezingenreeks KU Leuven
=======================
Lezingenreeks van het departement literatuurwetenschap van de K.U.Leuven:
Aan de voet van de regenboog. De utopie in de Nederlandse literatuur
Droomt u ook wel eens van een luilekkerland? Is uw paradijs op aarde een plek waar iedereen gelijke kansen krijgt? Of heeft u nachtmerries van een onleefbare toekomst? Enkelen laten er hun slaap voor en vertrouwen die visioenen ook aan het papier toe. Zes weken lang verkennen de leden van de afdeling Nederlandse literatuur en volkskunde teksten van de Middeleeuwen tot heden op zoek naar utopische voorstellingen. Ze laten zich meeslepen door schrijvers en hun ontwerpen van een nieuwe wereld, maar staan ook stil bij luchtkastelen die alleen tussen de regels door oplichten. Bovenal zijn ze gefascineerd door de wijze waarop die fantasieen vorm krijgen in de Nederlandse literatuur.
- 15 februari: Anne Decelle: ‘Wie boven de wolken heeft gekeken is gevaarlijk.’ De (anti-)utopische werelden van Peter Verhelst.
- 22 februari: Vincent Buyens: ‘Over edele tegenvoeters en welvarende Hollanders.’ Ideaal en droom in de 17de-eeuwse literatuur.
- 1 maart: Dirk de Geest: ‘Waar men gaat langs Vlaamse wegen…’ De streekroman als utopie?
- 8 maart: An Faems: ‘Hem dochte si waren int paradijs.’ Sporen van het utopische in de Middelnederlandse literatuur.
- 15 maart: Elke Brems: ‘Zo zouden ze nooit worden.’ Het kinderspel als utopie in de romans van Eric de Kuyper.
- 22 maart: Tom Sintobin: ‘Wie will’n vot.’ Paradijzen in de streekliteratuur.
Organisatie: departement Literatuurwetenschap van de K.U.Leuven, in samenwerking met het Cultuurcentrum Leuven en de Openbare Bibliotheek van Leuven. Met de steun van de Commissie Cultuur K.U.Leuven.
Waar: Literair Cafe Henri Van de Velde van de Leuvense Openbare Bibliotheek Tweebronnen (Rijschoolstraat 4)
Wanneer: telkens op dinsdagavond vanaf 20.30 uur. De lezingen duren ongeveer drie kwartier. De toegang is gratis.
Meer informatie: http://millennium.arts.kuleuven.ac.be/literary_studies/.
(9)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 21 januari 2005
From: Bets Berntsen <B.Berntsen@communicatie.ru.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050132.html
Subject: Med: 0501.32: Poezie in het Lab
=================
Poezie in het Lab
=================
Op zaterdag 22 januari zijn de resultaten bekendgemaakt van de experimenten die door het Max Planck Instituut in Nijmegen werden uitgevoerd in het kader van het door cultuurpodium LUX in Nijmegen georganiseerde poezieproject Confrontaties: ‘Poezie in het Lab’.
Dichters gaan minder intuitief en zorgvuldiger met woorden om dan niet-dichters, zijn intenser bezig met de woordbetekenis en laten zich minder door de woordvorm afleiden. Dat blijkt uit onderzoek dat het Max Planck Instituut voor psycholinguistiek in Nijmegen uitvoerde in het kader van het door het Nijmeegse cultuurpodium LUX georganiseerde poezieproject Confrontaties: ‘Poezie in het Lab’. Een kleine twintig Nederlandse dichters, onder wie Rutger Kopland, Elly de Waard, Anna Enquist, Hagar Peeters en Simon Vinkenoog werden onderworpen aan een serie taalexperimenten. Onderzocht werd of het dichterlijk brein anders met overeenkomsten in vorm en betekenis omgaat dan het brein van de niet-dichtende mens.
In zijn gedicht ‘De soldaat en de zee’ gebruikt Nijhoff de woorden ‘brandend getij’. Heeft Nijhoff hier gedacht aan de branding, en is hij via ‘branding’ bij ‘branden’ uitgekomen? Woorden als ‘branding’ en ‘kattig’ plaatsen de lezer voor een probleem. De grondwoorden ‘brand’ en ‘kat’ zijn hoogfrequent, ‘branding’ en ‘kattig’ zijn laagfrequent. Uit eerder onderzoek bleek dat ‘brand’ en ‘kat’ bij de lezer worden geactiveerd, ook al heeft ‘branding’ niets met vuur te maken en zijn poezen doorgaans niet kattig. Toch bleek dat de eerste betekenis die bij de lezer wakker wordt, de normale betekenis is (‘het woelen der golven’, ‘vinnig’), en niet de betekenissen die je gegeven grondwoord en achtervoegsel (brand+ing, kat+ig) zou verwachten.
Met drie experimenten werd onderzocht of de invloed van vorm en betekenis van het ene woord op het andere bij een kleine twintig Nederlandse dichters anders van aard is dan bij niet-dichters. Het eerste experiment werd via het web afgenomen. Proefpersonen moesten op een zevenpuntsschaal aangeven in welke mate ze paarsgewijs gepresenteerde woorden qua betekenis op elkaar vonden lijken. Zo werden bijvoorbeeld intuities ontlokt voor paren als ‘branding’ – ‘zee’ en ‘branding’ – ‘vuur’, en ook voor ‘brand’ – ‘zee’ en ‘brand’ – ‘vuur’. Het bleek dat dichters meer tijd nodig hadden om hun oordeel te bepalen en dat ze consistent meer betekenisovereenkomsten bespeurden dan niet-dichters. Verder bleek dat dichters extra lang nadachten over paren als ‘branding – vuur’, wat erop wijst dat ze het moeilijk vonden om het grondwoord ‘brand’ in ‘brand+ing’ te negeren. Ze dachten ook lang na bij woordparen als ‘brand – zee’, die de dichter als veel meer met elkaar gerelateerd inschaalde dan de niet-dichter. De vraag dringt zich hier op in hoeverre dit verschil samenhangt met de lange denktijd die de dichter kenmerkt. Wijst het experiment op een verschil in vaardigheid om met taal om te gaan, of hangt het wellicht (ook) samen met een verschil in de onbewuste processen van de woordherkenning?
In het tweede experiment, dat uitgevoerd werd in het laboratorium van het Max Planck Instituut, werd de dichter onder tijdsdruk gezet. Proefpersonen moesten zo snel mogelijk beslissen dat ‘vuur’ een bestaand woord van het Nederlands is en dat ‘sploet’ dat niet is. Voorafgaand aan het woord ‘vuur’ verscheen het woord ‘branding’ vluchtig op het scherm. Net als niet-dichters bleken de veertien Nederlandse dichters in dit experiment beinvloed te worden door de betekenisrelatie tussen de woordparen. Tegelijk bleek dat dichters vergeleken met niet-dichters minder beinvloed werden door qua vorm en betekenis gerelateerde woorden (voor ‘vuur’, woorden als ‘vuurdoop’, ‘vuurtje’, ‘aanvuren’, ‘vuurgloed’, ‘vuurdoorn’, enz.). Dit zou erop kunnen wijzen dat dichters het voorafgaande vluchtig gepresenteerde woord dieper verwerkten dan de niet-dichter.
Tenslotte bleken dichters (als groep) langer na te denken, en zich niet te laten verleiden om snel te antwoorden ten koste van de waarneming van het vluchtig gepresenteerde woord. Kortom, dichters deden het experiment zorgvuldiger, maakten minder fouten, en werden minder beinvloed door in het brein gecoactiveerde irrelevante woorden. De vraag naar de invloed van vorm en betekenis werd in het derde experiment verlegd naar de vorm (rijm). Proefpersonen kregen woordparen te zien als ‘been’ – ’teen’ (rijmend, verwante betekenis), ‘schaak’ – ‘smaak’ (rijmend, niet verwante betekenis), ‘sap’ – ‘soep’ (niet rijmend, verwante betekenis) en ‘schip’ – ‘schub’ (niet rijmend, niet verwante betekenis). Hun taak was te beslissen of de woordparen qua betekenis gerelateerd waren. Voor niet-dichters is deze beslissing een stuk lastiger te maken als vorm en betekenis elkaar tegenspreken, dus bij woordparen als ‘schaak’ – ‘smaak’ (wel rijmend, geen betekenisovereenkomst) en ‘sap’ – ‘soep’ (wel betekenisovereenkomst, geen rijm). Dichters hadden van dit soort incongruentie ook wel enige last, maar in veel mindere mate dan de niet-dichters. Paradoxaal genoeg is de moderne Nederlandse dichter blijkbaar uitstekend in staat zich door rijm niet te laten misleiden. Een paradox, overigens, die verdwijnt als men zich realiseert dat eindrijm in de hedendaagse poezie geen dwingend vormprincipe meer is.
Het onderzoek werd uitgevoerd door Harald Baayen, Rob Schreuder en Kerstin Mauth van de Interfacultaire werkgroep taal- en spraakgedrag van de Radboud Universiteit Nijmegen en het Max Planck Instituut voor Psycholinguistiek. De resultaten werden gepresenteerd tijdens de poeziemanifestatie Confrontaties: ‘Poezie in het Lab’ op zaterdag 22 januari 2005 in LUX Nijmegen.
(10)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 18 januari 2005
From: Jan Pauwels <jan.pauwels@kbr.be>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050133.html
Subject: Lit: 0501.33: Pas verschenen: Jan Pauwels (red.). Gheprint tAntwerpen: het boek in Antwerpen van de vijftiende tot de twintigste eeuw (Kapellen 2004).
==============
Pas verschenen
==============
Jan Pauwels (red.). Gheprint tAntwerpen: het boek in Antwerpen van de vijftiende tot de twintigste eeuw. Kapellen: Pelckmans, 2004. 139 blz.; ISBN 90-289-3563-0.
Schrijver, drukker, uitgever en lezer in het verre en nabije verleden van de stad: Antwerp Book Capital 2004 biedt een unieke gelegenheid om een breed publiek te informeren over de rijke boekentraditie van de stad.
Deze bundel bevat bijdragen over de geschiedenis van het boek in Antwerpen. Binnen- en buitenlandse specialisten op het terrein van de boekgeschiedenis selecteren uit elke eeuw een boek dat in Antwerpen werd gedrukt. Een vijftiende-eeuws ‘Leven van Jezus’, een zestiende-eeuws Nieuw Testament, ontspanningslectuur uit de zeventiende eeuw, de catalogus van een leeskabinet uit de achttiende eeuw, een prentenboek over ‘De Leeuw van Vlaenderen’ of Van Ostaijens ‘Bezette Stad’: aan de hand van dat ene boek schetsen de auteurs op een originele en aanschouwelijke manier een beeld van het Antwerpse boekbedrijf in de gekozen periode. Daarbij wordt niet alleen aandacht besteed aan technische productiekwesties, maar ook aan de distributie en de consumptie van het boek in ruimere kring. David McKitterick, een internationale autoriteit op het gebied van de boekgeschiedenis, plaatst bovendien het geheel in zijn context. En als toemaatje wordt een vroeg essay van Max Rooses over Plantin en Kiliaan herdrukt.
INHOUD
- L. Simons, Woord vooraf
- D. McKitterick, Geschiedenissen van het boek en geschiedenissen van Antwerpen (vert. G. Lernout)
- E. Cockx-Indestege, De buitenkant en de binnenkant. Een Leven van Jezus gedrukt door Gheraert Leeu in 1487
- A. den Hollander, ‘Dat Nieuwe Testament, dwelck alle boecken te bouen gaet’. Adriaen van Berghen, 1533
- M. Rooses, Hoe de woordenboeken van Plantijn en Kilianus tot stand kwamen
- H. Meeus, ‘Dienstich ende ghenuchelijk tyt-verdryf voor siecken, om ghesont te worden, en voor ghesonde om niet sieck te zyn’. Ontspanningslectuur in de zeventiende eeuw
- P. Delsaerdt, Het leeskabinet van citoyen Carpen, 1804
- J. Pauwels, ‘Album op de Leeuw van Vlaenderen’. Hendrik Conscience en illustrator Edward Dujardin, 1851
- G. Buelens, Het boek als kunstwerk en pamflet. Van Ostaijens ‘Bezette Stad’ als artistiek en politiek experiment.
(11)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 21 januari 2005
From: Harry van der Laan <harryvanderlaan@hotmail.com>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050134.html
Subject: Lit: 0501.34: Pas verschenen: H.J. van der Laan. Het Groninger boekbedrijf (Assen 2005).
==============
Pas verschenen
==============
H.J. van der Laan. Het Groninger boekbedrijf. Drukkers, uitgevers en boekhandelaren in Groningen tot het eind van de negentiende eeuw. Assen: Van Gorcum, 2005 (Groninger Historische Reeks, 30). 448 blz.; ills.; EUR 27,00; ISBN 90 232 4094 4.
Het Groninger boekbedrijf ontwikkelde zich in de negentiende eeuw tot een gedifferentieerde bedrijfstak. Aanvankelijk werden drukkerij en boekhandel meestal gecombineerd met het uitgeven van boeken en periodieken. De boekbinderij en kantoorboekhandel waren onderdeel van de boekhandel, en steendrukken werden gemaakt in boekdrukkerijen. Gaandeweg werden echter steeds minder activiteiten binnen een bedrijf uitgeoefend. De steendrukkerij, de boekbinderij en de kantoorboekhandel werden gespecialiseerde onderdelen van het boekbedrijf. Tegelijkertijd versoberde het landschap van boekuitgevers in Groningen, doordat boekhandelaren in toenemende mate afstand namen van het uitgeven van boeken en tijdschriften en drukkers zich gingen toeleggen op de uitgave van regionale nieuws- en advertentiekranten.
In ‘Het Groninger boekbedrijf’ belicht Harry van der Laan de transformatie die het boekbedrijf in de provincie Groningen in de negentiende eeuw onderging. Na een beschrijving van de periode voor 1800 gaat hij uitvoerig in op alle facetten van het boekbedrijf, van de uitgevers en drukkers tot en met de lezers van het alsmaar groeiende aanbod aan lectuur. Daarbij wordt de onderlinge samenhang tussen de ontwikkeling van de afzetmarkt voor lectuur, de positie van de Groninger uitgeverij in Nederland en in de regio, de invoering van nieuwe productietechnieken, de negentiende-eeuwse organisatie van de boekhandel en de afzet van boeken, kranten en tijdschriften in en buiten Groningen tot in detail beschreven.
Van der Laan schetst een levendig beeld van de wereld van het Groningse boek in een periode waarin het aantal boeken en tijdschriften explosief groeide. De spanningen tussen boekhandel en uitgeverij, de omgang met de werknemers en het groeiende belang van Groninger uitgaven op de landelijke markt worden kleurrijk beschreven. Samen met de vele illustraties maakt dit Het Groninger boekbedrijf tot een must voor iedere (Groninger) boekenliefhebber.
Harry van der Laan (1970) studeerde in 1995 als historicus af aan de Rijksuniversiteit Groningen en deed in 1997 eindexamen aan het Hilversums Conservatorium. Hij was medewerker bij de Nieuwe Groninger Encyclopedie (1999) en is auteur van Het Typografengasthuis in Groningen (2002). Sinds 2004 is hij als docent geschiedenis verbonden aan de RUG. Het Groninger Boekbedrijf is de handelsuitgave van zijn gelijknamige proefschrift (Universiteit Utrecht, 28 januari 2005).
Inhoud
Deel I Het Groninger boekbedrijf tot 1800
1 Het Groninger boekbedrijf tot 1800 – De ontwikkeling van drukkerij, uitgeverij en boekhandel in Groningen tot aan het begin van de negentiende eeuw
De opkomst van assortimentsboekhandelaren
Het Groninger boekbedrijf tijdens de Republiek
Balans
Deel II Het Groninger boekbedrijf in de negentiende eeuw
2 De markt voor lectuur – Over de aansluiting van Groningen op de Nederlandse economie en de ontwikkeling van de vraag naar boeken, tijdschriften en kranten
De negentiende eeuw: een veranderende samenleving
De markt voor lectuur
Balans
3 De uitgeverij – Over het uitgeven van boeken, kranten en tijdschriften in Groningen
De titelproductie van Groninger uitgevers
De fondsontwikkeling van enkele Groninger uitgeverijen
Balans
4 De Drukkerij – Over de invoering van nieuwe druktechnieken en de ontwikkeling van het aantal drukkerijen en hun werknemers in Groningen
De techniek van druk en papier
Groninger drukkerijen en hun werknemers
De invoering van nieuwe productietechnieken in enkele Groninger drukkerijen
Balans
5 De organisatie van de boekhandel – Over handelsgebruiken, wet- en regelgeving, het Groninger Boekverkoopers College en landelijke verenigingen voor de boekhandel
Het Groninger Boekverkoopers College
Landelijke organisaties voor de boekhandel
Boekhandelgebruiken in de negentiende eeuw
De stellingname van het Groninger Boekverkoopers College in handelskwesties
Balans
6 De afzet van lectuur – Over de bevoorrading van Groninger boekhandelaren en het debiet van Groninger uitgevers in de negentiende eeuw
De boekhandel van W.J. van Haagen te Groningen (1843-1849)
De distributie en de afzet van Groninger uitgaven
Leveranties van Hollandse uitgevers aan Groninger boekverkopers
Momentopnames van enkele Groninger
Balans
7 Naar een gedifferentieerd boekbedrijf – Over de specialisatie van drukkerij, uitgeverij en boekhandel in de stad en in de provincie
Groningen in de negentiende eeuw
De uitbreiding van het Groninger boekbedrijf
Drie stratificaties van het boekbedrijf in de stad Groningen
Balans
Epiloog
Bijlagen
Noten
(12)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 19 januari 2005
From: Jan Biezen van Biezen <jbiezen7@freeler.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050135.html
Subject: Lit: 0501.35: Pas verschenen: Rene Marres. Kritische beschouwingen over Nederlandse literatuur en literatuurstudie (Leiden 2005).
==============
Pas verschenen
==============
Rene Marres. Kritische beschouwingen over Nederlandse literatuur en literatuurstudie. Leiden: Internationaal Forum, 2005 (Leidse Opstellen, 35). 188 blz., EUR 18,99.
De bundel opent met een uiteenzetting waarom de universitaire studie van de moderne Nederlandse literatuur niet wetenschappelijk is. Marres verwerkt hierin zijn ervaringen als voormalig universitair docent in dit vak. Dan komen aan bod: Multatuli, Louis Couperus, Marcellus Emants, F. Bordewijk, Carry van Bruggen, Menno ter Braak en Ed. du Perron, S. Vestdijk en Frans Kellendonk. Soms verdedigt Marres auteurs zoals Ter Braak en Du Perron tegen de zogenaamde politiek correcten, zoals hij ook deed in zijn eerdere bundel ‘Zogenaamde politieke incorrectheid in Nederlandse literatuur, ideologiekritiek in analyse’; vaak bestrijdt hij interpretaties van anderen, alvorens die van hemzelf te geven.
Hij geeft een originele visie op schrijfster Carry van Bruggen als op de dood gericht. De bourgeois ideologie van Bordewijk in zijn roman Karakter wordt blootgelegd. In het stuk over Kellendonks roman ‘Mystiek lichaam’ heeft Marres het vooral gemunt op commentatoren die de ‘ideeenmuziek’ van deze auteur wel erg gunstig en eenzijdig belichtten. Moord of zelfdoding, is de vraag in het korte stuk over Emants’ ‘Een nagelaten bekentenis’. En: Lonkte Couperus in zijn romans naar zijn publiek om financieel gewin?
Verder bevat deze bundel enkele polemische artikelen. Marres verdedigt Menno ter Braak tegen de aantijging van H.A. Gomperts dat hij antisemiet zou zijn geweest en bekritiseert het tweede deel van de biografie van Leon Hanssen van Ter Braak. Hij neemt de psychologische kijk van Kees Fens op Vestdijks romans onder de loep en onderzoekt de vraag of Vestdijk literaire vadermoord op Ed. du Perron pleegde.
Over de bundel ‘Zogenaamde politieke incorrectheid in Nederlandse literatuur’ (Leidse opstellen 30) oordeelde Jos Radstake (Nederlandse Bibliotheekdienst): ‘Met kracht van argumenten weerlegt Marres seksistische, racistische en anderzijds moreel bedenkelijke eigenschappen die volgens de ideologiecritici in de besproken werken geimpliceerd zijn. Van vooringenomenheid heeft Marres geen last: hij beperkt zich tot dat wat er in een tekst staat en baseert daar zijn scherpe analyses en kritiek op.’
(13)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Sun, 30 Jan 2005 02:04:34 +0100
From: P.J. Verkruijsse p.j.verkruijsse@planet.nl
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050136.html
Subject: Sym: 0501.36: Congres 'Retorica en vermaak' t.g.v. het afscheid van prof. A.C. Braet als hoogleraar, Amsterdam, vr 11 maart 2005
===============================================================
Retorica en vermaak
Congres ter gelegenheid van het afscheid van
prof. A.C. Braet als hoogleraar ‘Geschiedenis van de retorica’
Vrijdag 11 maart 2005
Universiteit van Amsterdam
Georganiseerd door:
- International Society for the History of Rhetoric (afdeling Benelux)
- Leerstoelgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica van de Universiteit van Amsterdam
===============================================================
A: ‘En . . . wat valt er te lachen bij het vertrek van Toine Braet als hoogleraar?’ B: ‘Nou, je weet toch dat er een onmiskenbare en wederzijdse relatie bestaat tussen retorica en vermaak? De jurist, politicus, redenaar, ja ook de hoogleraar, maken gebruik van humor en verstrooiing in de opening van hun rede of in de argumentatie. Ze willen hun publiek boeien en tot zich brengen, de aandacht vasthouden of afleiden, en vooral sympathie wekken. Daarnaast staan allerlei grappige teksten en plaatjes bol van de retorische trucs om de lach over te brengen.’
(Quintilianus, Inst. orat. VI.3.9)
A: ‘Dus toch lachen bij het afscheid van een collega? B: ‘In de moeilijkste omstandigheden is lachen belangrijk, aangezien het zeer vaak verdriet en woede overwint .’
Het congres wordt financieel ondersteund door:
- International Society for the History of Rhetoric (afdeling Benelux)
- Leerstoelgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica van de Universiteit van Amsterdam
Het congres is gratis toegankelijk. Wie op het congres aanwezig wil zijn dient zich wel voor 1 maart 2005 aan te melden bij het secretariaat van de Leerstoelgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica, t.a.v. mw. M.R. Denslagen, Universiteit van Amsterdam, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam (e-mail: tar.secr-fgw@uva.nl). Wie tevens van de (gratis) lunch gebruik wil maken, dient dat bij de aanmelding kenbaar te maken.
Congrescommissie:
Prof. Dr. F.H. van Eemeren
Dr. P. Houtlosser
Dr. J. Jansen
Locatie:
P.C. Hoofthuis, Spuistraat 134, Amsterdam, zaal 105
Informatie:
Jeroen Jansen 035-6836830, of: j.jansen@uva.nl
Programma:
9.45 Ontvangst en koffie bij zaal 105
10.30 Opening van het congres door Jeroen Jansen (Universiteit van Amsterdam)
10.40 Jaap de Jong (Universiteit Leiden): ‘Het scherpe zwaard van de humor. Vermaak in politieke speeches
11.25 Jochen Becker (Universiteit Utrecht): ‘”Rubens … large and fat”: onzin en zin van het spreken over kunst’
12.10 Jaap Wisse (University of Newcastle upon Tyne): ‘De staatsman, de jongeling en de lichte vrouw, — en andere verkennende beschouwingen over de relatie tussen de Latijnse komedie, welsprekendheid en retorica’
13.00 Lunch (in de kantine op de derde verdieping van het P.C. Hoofthuis)
14.00 Johan Verberckmoes (KU Leuven): ‘Het vreemde al lachend leren kennen. Kluchtige anekdoten en reizen in de zeventiende eeuw’
14.45 Frans van Eemeren en Peter Houtlosser (UvA): ‘Redelijk of vermakelijk – een false dilemma?’
15.30 Ari Wesseling (UvA): ‘Lering, vermaak en satire “Ad Hominem”: Erasmus’ Colloquia’
16.15 Afsluiting: Frans van Eemeren en Jeroen Jansen
16.30 Borrel (in de kantine op de derde verdieping)
(14)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 25 januari 2005
From: Ellen Krol <ellen.krol@planet.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050137.html
Subject: Sym: 0501.37: Lezingenmiddag Bilderdijk Museum, vr 4 februari 2004, Amsterdam
================================
Lezingenmiddag Bilderdijk Museum
================================
Correctie en aanvulling op Neder-L 0410.13
VERENIGING ‘HET BILDERDIJK-MUSEUM’
www.bilderdijkmuseum.vu.nl
Secretariaat: Fokkerlaan 36, 1185 JC Amstelveen, 020-6454368
INVITATIE
voor een lezingenmiddag op vrijdag 4 februari 2005, 13.00 uur, in de studiezaal van de afdeling Oude Drukken en Handschriften (zaal 1 B 41/31), Vrije Universiteit, De Boelelaan 1105, Amsterdam. Bereikbaar per openbaar vervoer van Amsterdam-Centraal, -Amstel of -Zuid/WTC met sneltram 51 of tram 5 (halte VU), van Station-Sloterdijk met metro 50 tot halte Amsterdam-Zuid/WTC. Met de auto te bereiken uit alle richtingen A 10 (Ring Amsterdam), afslag Amstelveen (S-108).
Na de ontvangst houdt de Vereniging een ledenvergadering (agenda: p. 3), waarbij iedereen welkom is. Vanaf 14.00 uur vragen Dini Helmers, Ellen Krol, Pim van Oostrum, Margaretha H. Schenkeveld en Marinus van Hattum uw aandacht voor: ‘Bilderdijks echtgenotes, Catharina Rebecca Woesthoven en Catharina Wilhelmina Schweickhardt’.
- Dini Helmers: Catharina Rebecca Woesthoven’s eis tot echtscheiding.
In 1795 verliet Bilderdijk zijn echtgenote, maar pas in 1801 werd door haar een echtscheiding geeist. Aan de orde komen aanloop naar en ontwikkelingen van deze scheiding, het geheel afgezet tegen diverse aspecten van scheiden in de vroegmoderne tijd, zoals de echtscheidingsgronden, het scheiden van tafel en bed, de gemeenschap van goederen, de rechtsgang en de zorg voor de kinderen. Dini M. Helmers promoveerde op ”Gescheurde bedden’ Oplossingen voor gestrande huwelijken, Amsterdam 1753-1810′. Haar aandachtspunten zijn onder meer gender in juridische teksten en onderlinge relaties van kinderen in het gezin in de tweede helft van de achttiende eeuw.
- Marinus van Hattum: Catharina Wilhelmina Schweickhardt’s poezie uit
haar periode te Hildesheim (1798-1800).
Marinus van Hattum publiceerde over Vrouwe Bilderdijk’s kindergedichtjes, haar dramaversies ‘Fatal Love’ en ‘Elfrida’, en over haar correspondentie met Hannah da Costa.
In de pauze van 15.00 tot 15.30 uur is er gelegenheid het museum te bezichtigen en zich te voorzien van publicaties over Bilderdijk en zijn kring, waaronder het recente ‘Da Costa tussen Bilderdijk en Suringar; een Uitgeversdocumentatie’, waarin aandacht voor Vrouwe Bilderdijks ‘Nagelaten Gedichten’.
Na de pauze wordt het programma vervolgd door
- Margaretha H. Schenkeveld. Voordracht uit Vrouwe Bilderdijk’s poezie.
Margaretha H. Schenkeveld gaf, samen met Riet Schenkeveld-van der Dussen, recentelijk uit Dorothea Bohn-Beets’ roman ‘Onze buurt’ en Elisabeth Johanna Hasebroek’s roman ‘Elize’.
- Pim van Oostrum: Vrouwe Bilderdijk en echtgenoot: gedichten over hetzelfde onderwerp.
W.R.D. van Oostrum is als onafhankelijk historisch-literair onderzoeker gepromoveerd op de dichteres J.C. de Lannoy (1738-1782), en houdt zich vooral bezig met literair-kritische, seksespecifieke en politieke teksten uit 1670-1815.
- Ellen Krol: Vrouwe Bilderdijk’s ‘Poezy’ (1820).
Ellen J. Krol promoveerde op ‘De smaak der natie. Opvattingen over huiselijkheid in de Noord-Nederlandse poezie van 1800 tot 1840′. Verder publiceerde zij onder meer over Elisabeth Wolff’s en Agatha Deken’s roman ‘Sara Burgerhart’.
De lezingen zullen in 2005 worden gepubliceerd in ons tijdschrift Het Bilderdijk-Museum.
Het Bestuur hoopt dat U ook anderen enthousiast maakt voor deze boeiende middag.
Namens het Bestuur
M. van Hattum, secretaris
(15)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 27 januari 2005
From: Ellen Krol <ellen.krol@planet.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050138.html
Subject: Sym: 0501.38: Colloquium Praagse Perspectieven 3, do 17 - vr 18 maart 2005 te Praag
=======================
PRAAGSE PERSPECTIEVEN 3
=======================
COLLOQUIUM VAN DE SECTIE NEDERLANDS, KARELSUNIVERSITEIT, PRAAG
DONDERDAG 17 EN VRIJDAG 18 MAART 2005
OOSTENRIJKS CULTUREEL FORUM
JUNGMANNOVO NAMESTI 18, PRAAG 1
Bibliotheek 1e verdieping
PROGRAMMA DONDERDAG 17 MAART 2005
THEMA: NATIONALE STEREOTYPEN
9.30 uur Opening van het colloquium: PhDr. Zdenka Hrneicova, hoofd van de sectie Nederlands te Praag
Inleiding tot het thema ‘Nationale stereotypen’: dr. Ellen Krol (Praag)
10.00-10.45 uur De kruidenier: dr. Judit Gera (Boedapest)
10.45-11.00 uur Pauze
11.00-11.45 uur De koopman: dr. Dorothee Sturkenboom (VU Amsterdam)
11.45-12.30 uur Het beeld van de inlander in de Nederlands-Indische poezie: dr. Kris Steyaart (Luik)
12.30-14.15 uur Middagpauze
14.15-15.00 uur De dominee: dr. Eep Francken (Leiden)
15.00-15.45 uur Oostende, het kustgevoel als aspect van Belgitude: prof. dr. Lut Missinne (Munster)
15.45 uur Sluiting eerste dag
16.30 uur Muziekuitvoering met Nederlandse en Tsjechische muziek in naastgelegen kerk
PROGRAMMA VRIJDAG 18 MAART 2005
THEMA: COMPLEXITEIT EN CONTRASTIVITEIT
9.30 uur Opening: drs. Nienke van de Waal (Praag)
9.30-10.30 uur Nederlandse Grammatica; communicatie of cultuur?: dr. Wouter Kusters (Meertens Instituut, Amsterdam)
10.30-11.15 uur Titel wordt nader bekend gemaakt: prof. dr. Jan Pekelder (Sorbonne, Parijs)
11.15-11.40 uur Pauze
11.40-12.00 uur Vaste verbindingen contrastief bezien: mgr. Lucie Leinweberova (Praag)
12.00-12.20 uur Titel wordt nader bekend gemaakt: mgr. Eva Bayerova (Praag)
12.20-13.00 uur Ambiguiteit en compexiteit: dr. Julia Albert (Boedapest)
13.00 uur Sluiting colloquium
- voorlopige werktitels
Informatie: hrncirov@praha1.ff.cuni.cz of ellen.krol@planet.nl. Bezoekers van buiten de Karelsuniversiteit s.v.p. aanmelden bij hrncirov@praha1.ff.cuni.cz.
Dit colloquium wordt mede mogelijk gemaakt door het Oostenrijks Cultureel Forum te Praag, dat ons de ruimte ter beschikking stelt, en door de financiele ondersteuning van de Orde van de Prince, de Nederlandse Ambassade te Praag en de Nederlandse Taalunie.
(16)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 27 januari 2005
From: Dienst Voorlichting en Externe Betrekkingen <veb@dienst.vu.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050139.html
Subject: Sym: 0501.39: Minisymposium Literaire kritiek en wetenschap, vr 4 februari 2004, Amsterdam
===============================================
Minisymposium bij oratie Elsbeth Etty
Literaire kritiek en wetenschap: water en vuur?
===============================================
Ter gelegenheid van de oratie van de nieuwe bijzonder hoogleraar Literaire kritiek, Elsbeth Etty, vindt vrijdag 4 februari een mini-symposium plaats over de vraag in hoeverre literaire kritiek iets te maken heeft met wetenschap. Arnold Heumakers (NRC/Handelsblad), Arjan Peeters (de Volkskrant), Jeroen Vullings (Vrij Nederland) en Hans Goedkoop (NRC/Handelsblad) houden een korte lezing over deze vraag. Daarna volgt een forumdiscussie.
De Letterenfaculteit van de Vrije Universiteit organiseert het symposium in het kader van VUurland. Minstens twee keer per jaar, in februari en september, organiseert de faculteit bijeenkomsten voor stafleden, studenten, alumni en andere belangstellenden, waarop telkens verschillende sprekers van binnen en buiten de Letterenfaculteit hun visie geven op actuele, “brandende” onderwerpen die met het domein van de Letteren te maken hebben. In februari 2005 gaat het behalve over literaire kritiek over sportgeschiedenis en de verbouwing van het Rijksmuseum.
Oratie Elsbeth Etty: Galopperend op jacht naar een idee
Na het symposium over literaire kritiek houdt Elsbeth Etty haar oratie, waarmee zij het bijzonder hoogleraarschap Literaire kritiek officieel aanvaardt. Ze stelt in haar lezing dat de cultuuroverdracht via de media in het gedrang komt als kijk- en oplagecijfers maatgevend worden in het culturele leven. Er woedt volgens haar een cultuurstrijd waarin de literaire kritiek wordt verguisd als domein van een culturele elite. Het dreigt het af te leggen tegen de commercie.
“De literaire kritiek zoals die nu nog in enkele kwaliteitskranten wordt bedreven, kan een tegenwicht bieden aan populistische amusementsindustrie zoals de recente uitvaart van Andre Hazes en de televisieshow rondom de verkiezing van de grootste Nederlander aller tijden”, zegt Etty. “Literatuur is een voortdurende jacht op ideeen en de literaire kritiek heeft tot taak de ideeen van schrijvers onder de aandacht te brengen.”
Etty beschouwt de literaire kritiek vooral als een journalistiek genre. Voorop staat de eis van betrouwbaarheid. In de gehypte hedendaagse bestsellercultuur moet de literaire kritiek het meer dan ooit hebben van haar onafhankelijkheid. Wil zij haar geloofwaardigheid bewaren, dan moeten recensenten zijn als de vrouw van Caesar: onkreukbaar en onvatbaar voor beinvloeding. Een andere journalistieke eis is dat literaire critici zonder in academisch jargon te vervallen gefundeerde oordelen geven, in lezenswaardige artikelen voor een breed publiek. “Dat is niet hetzelfde als popularisering”, aldus Etty. “De literaire kritiek is een tegengif tegen populisme, vercommercialisering en vervlakking en de in reclamebureaus bedachte exploitatie van de smakeloosheid.”
(17)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: 27 januari 2005
From: huizinga-fgw <huizinga-fgw@uva.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050140.html
Subject: Sym: 0501.40: Symposium Kind van de toekomst, vr 11 maart 2005, Amsterdam
====================
Kind van de toekomst
====================
Vrijdag 11 maart 2005
Internationaal symposium
Verlichte pedagogiek, kinderdagboeken en jeugdherinneringen
Locatie: Felix Meritis (Zuilenzaal), Keizersgracht 324,1016 EZ Amsterdam
In het kader van het onderzoeksproject ‘Controlling time and shaping the self: education, introspection and practices of writing in the Netherlands 1750-1914’, uitgevoerd aan de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam, wordt op dit symposium gesproken over vernieuwingen in de pedagogiek in deze periode en de veranderende manier waarop mensen naar zichzelf en hun omgeving keken. De neerslag daarvan in egodocumenten, geschreven, getekend en gefilmd vanaf de achttiende eeuw, zal in zeven lezingen aan de orde komen.
Aan het eind van dit symposium vindt de boekpresentatie plaats van Kind van de toekomst. De wondere wereld van Otto van Eck (1780-1798) over de belevingswereld van een achttiende-eeuws jongetje op basis van zijn dagboek. Hij bezocht Felix Meritis op 6 december 1793: ‘alwaer wij door zeer schoon muziek den gantschen avond op een aengenaeme wijs vermaekt zijn’.
Toegang van het dagprogramma is vrij, u moet zich wel van tevoren inschrijven! Inschrijvingen alleen per e-mail: baggerman@fhk.eur.nl.
Programma
09.30 Ontvangst met koffie
10.15 Arianne Baggerman (Erasmus Universiteit Rotterdam): inleiding en introductie
10.30 Peter Burke (Cambridge University): ‘Egodocuments and history’
11.00 Jurgen Schlumbohm (Max-Planck-Institut Gottingen): ‘Childhood in the 18th Century’
11.30 Pauze
12.00 Brigitte Schnegg (Universitat Bern): ‘A Swiss Children’s Journal of the 18th Century’
12.30 Lotte van de Pol (Freie Universitat Berlin): ‘Childhood Memoirs of Wilhelmina van Pruisen’
13.00 Lunch (op eigen kosten)
14.00 Susan Aasman (Universiteit van Groningen): ‘De vader achter de camera. Familiefilms tot 1950’
14.30 Hugo Roling (Universiteit van Amsterdam): ‘Vaders en zonen in Nederlandse jeugdherinneringen’
15.00 Eveline Koolhaas (Universiteit van Amsterdam): ‘Vader en zoons. Jacob Vos en de getekende dagboekjes voor zijn kinderen’
15.30 Pauze en historische rondleiding door “Felix Meritis” door Laura van Grinsven
16.30 Pieter Stokvis zingt liedjes van Hieronymus van Alphen
16.45 Boekpresentatie van Kind van de toekomst. De wondere wereld van Otto van Eck (1780-1798), geschreven door Arianne Baggerman en Rudolf Dekker (Erasmus Universiteit Rotterdam) en uitgegeven door Uitgeverij Wereldbibliotheek. Uitreiking van het eerste exemplaar aan Prof. Dr. Willem Frijhoff
17.30 Het geheel wordt besloten met een borrel
(18)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 28 Jan 2005 02:26:27 +0100
From: Willem Kuiper <wkuiper@xs4all.nl>
URL artikel: http://www.neder-l.nl/bulletin/2005/01/050141.html
Subject: Col: 0501.41: Column Willem Kuiper, no. 64: Een begheven Willemijn
=============================
Column Willem Kuiper, no. 64:
Een begheven Willemijn
=============================
Op Vuurland schijnt het zo ontiegelijk hard te stormen dat het – volgens iemand die daar geweest is – niet nodig is het land door te trekken om het te leren kennen: je gaat gewoon ergens staan en dan zie je het wel voorbij waaien. Deze anekdote kwam weer eens bovendrijven in de maalstroom van mijn geheugen, nadat ik in een gulle bui besloten had ook de ‘Beatrijs’ te excerperen voor het ‘Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Literaire Teksten’ (REMLT). In beginsel concentreert dat ‘Repertorium’ zich op de Middelnederlandse epiek in de ruimste zin van het woord, maar wie ben ik om niet af en toe een bloempje te plukken dat wat verder van het pad af staat? En zo kon het gebeuren dat ik voor de zoveelste keer las:
Van dichten comt mi cleine bate.
Die liede raden mi dat ic’t late
ende minen sin niet en vertare.
Maer om die doghet van hare,
5 die moeder es ende maghet bleven,
hebb’ic een scone mieracle op heven,
die God sonder twivel toghede
Marien t’eren, diene soghede.
Ic wille beghinnen van ere nonnen
10 een ghedichte. God moet mi onnen,
dat ic die poente wel gerake,
ende een goet ende daer af make,
volcomelijc na der waerheide,
als mi broeder Ghijsbrecht seide,
15 een begheven Willemijn:
hi vant ’t in die boeke sijn.
– hi was een out ghedaghet man –
Mijn editie met emendaties in de regels 5, 11 en 12, en mijn interpunctie.
De ‘Beatrijs’-auteur is geen beginneling en demonstreert dat in zijn proloog. Natuurlijk dicht hij niet om er zelf beter van te worden, maar hij doet het – in weerwil van het dringende advies van mensen die het goed met hem menen om het niet te doen – uit liefde voor de Moedermaagd. Natuurlijk is zijn verhaal geen verzinsel, maar waar gebeurd. Hij heeft het namelijk gehoord van een onverdacht man, die hij met naam en toenaam noemt: Ghijsbrecht, een (klooster)broeder van de orde der Wilhelmieten. Bovendien heeft die het op zijn beurt niet van horen zeggen, maar hij ‘vond’ het verhaal in een van zijn boeken. Kan het waarder!?
De vraag die zich opdringt na het lezen van de laatste regels luidt: 1) Waarom een “(begeven) Willemijn” als auctoritas?; 2) Waarom heet die Willemijn “Ghijsbrecht”? en 3) In hoeverre is het functioneel dat hij een “out gedaghet man” is? Vragen die ik mijzelf nooit gesteld zou hebben als het ‘Repertorium’ mij daartoe niet gedwongen had. Als eerstejaars student ben ik zo’n beetje doodgegooid met de ‘Beatrijs’, met als gevolg dat ik nooit de ambitie gehad heb mij in dat debat te mengen. Althans in geschrifte. Tijdens de collegereeks ‘Klassieke Teksten en de Canon’ mag ik het graag hebben over deze klassieker van het eerste uur: al in 1841 uitgegeven door de toen 24-jarige Willem Jonckbloet (1817-1885).
Waarom een Willemijn? In eerste instantie vermoedde ik dat het hier ging om een ‘rijmnaam’. In de loop der jaren ben ik erachter gekomen dat sommige eigennamen geen betekenis, maar louter een functie hebben: rijmen. Zulke namen staan nooit binnen de versregel, maar enkel en alleen in rijmpositie, en komen vaker voor dan u denkt. Een voorbeeld uit vele: In de trein naar Den Haag lees ik de draak ‘Guillaume d’Angleterre’, die op naam van niemand minder dan Chretien de Troyes staat. Hij moest eens weten… Misschien is de naam Guillaume bedoeld als referentie aan Guillaume le Conquerant, maar in de hele tekst is niets dat in die richting wijst: ‘Guillaume’ rijmt zo lekker op ‘royaume’. Zijn epouse heet ‘Gratiiene’, wat heel keizerlijk klinkt, maar waar het om gaat is dat het zo lekker rijmt op ‘crestiiene’.
Terzijde, dat ik die draak lees, komt door de fragmenten van de zogeheten ‘Roman van Iechem(i)as’, die daaraan thematisch verwant lijkt, een ‘roman’ die mij ook sterk doet denken aan de bizarre ‘Roman van Jonathas ende Rosafiere’. Jechemas, de naam van de vermoedelijke hoofdpersoon, is onvindbaar in alle teksten en repertoria die ik tot nog toe daarop nageslagen heb, en komt nog het dichtst in de buurt van ‘Gisemast’, de naam die de goede moordenaar in de ‘Beatrijs’ draagt, welke naam overigens nergens op slaat. In het ‘Evangelie van Nicodemus’ lezen wij dat de naam van de goede moordenaar Dysmas luidde en dat de slechte moordenaar Gestas geheten was. Gisemast zal wel een contaminatie zijn, maar dan nog…
Raadpleging van de onvolprezen ‘CD-ROM Middelnederlands’ bracht mij na wat zoeken tot de overtuiging dat Willemijn geen rijmnaam was – Augustijn of Jacobijn had ook gekund – met andere woorden: Willemijn moest serieus genomen worden.
De volgende vraag die in je opkomt is dan: Welke Willem mag dat dan wel wezen? Gek genoeg wordt die vraag alleen maar beantwoord in de recente editie van Theo Meder. Alle andere edities die ik thuis uit de kast gehaald heb, houden zich op de vlakte. Meder annoteert: “Een Wilhelmiet is een monnik uit de orde van de heilige Willem van Vercelli (ca. 1085-1142). Deze orde van kluizenaars werd in de tweede helft van de 12e eeuw gesticht.” Kijk, daar heb je als lezer wat aan! Raadpleging van de (on-line) ‘Catholic Encyclopedia’ bevestigt deze identificatie:
William of Vercelli (Or William of Monte Vergine.)
The founder of the Hermits of Monte Vergine, or Williamites, born 1085; died 25 June, 1142. He was the son of noble parents, both of whom died when he was still a child, and his education was entrusted to one of his kinsmen. At the age of fifteen he made up his mind to renounce the world and lead a life of penance. With this end in view, he went on a pilgrimage to St. James of Compostella, and, not content with the ordinary hardships of such a pilgrimage, he encircled his body with iron bands to increase his suffering. After this journey he started on a pilgrimage to the Holy Land, but it was revealed to him that he would be of greater service to God if he remained in Italy. He built himself a hut on Monte Vergine, wishing to become a hermit and live in solitude, but it was not long before many people flocked to him to put themselves under his guidance, being attracted by the sanctity of his life and the many miracles which he performed. Soon a monastery was built, and by 1119 the Congregation of Monte Vergine (q.v.) was founded. St. William lived at Monte Vergine until the brethren began to murmur against him, saying that the life was too austere, that he gave too much in alms, and so on. He therefore decided to leave Monte Vergine and thus take away from the monks the cause of their grievances. Roger I of Naples took him under his patronage, and the saint founded many monasteries, both of men and of women, in that kingdom. So edified was the king with the saint’s sanctity of life and the wisdom of his counsels that, in order to have him always near him, he built a monastery opposite his palace at Salerno. Knowing by special revelation that his end was at hand, William retired to his monastery of Gugieto, where he died, and was buried in the church.
Dat klinkt allemaal heel overtuigend. Zoeken we verder naar Monte Vergine dan vinden we in dezelfde encyclopedie:
Monte Vergine (Montis Virginis)
An abbey in the province of Naples, Italy, near the town of Avellino, commanding a magnificent view of the Mediterranean along the Bays of Naples, Salerno, and Gaeta, and inland as far as the Abruzzi Mountains. Monte Vergine was formerly known as Mons Sacer because of a temple sacred to Cybele that stood there; also as Mons Virgilianus, from the legend that Virgil retired thither to study the Sibylline books. St. Felix of Nola is said to have taken refuge there, and in the seventh century St. Vitalian of Capua erected on the hill a chapel to the Blessed Virgin Mary, called “Sancta Maria de Monte Vergine”. Whatever the origin of the name it is certain that a pagan shrine existed there, and the ruins of the temple of Cybele lie all about the hill. In 1119 St. William of Vercelli built a monastery of strict observance and perpetual abstinence on Monte Vergine, and in 1149 his successor Blessed Robert, with the approval of Alexander III, gave it to the Benedictines. According to Castellain, St. William was canonized by this pope, and his feast is kept on 25 June. As early as 1191 the abbey is spoken of as belonging “ad Dominum Papam specialiter”. It received throughout the Middle Ages many marks of consideration from the kings of the Two Sicilies, within whose domains there were at one time no less than one hundred monasteries of this branch of the Benedictine order. After many vicissitudes, laxity of rule threatened ruin to the abbey, and in the sixteenth century Clement VIII charged Blessed John Leonard, founder of the Clerks Regular of the Mother of God, to restore the monastic spirit. The new constitutions were approved by Paul V in 1611, and included among other things a regulation that the monks of Monte Vergine should use the Camaldolese Breviary. The habit of the monks was to be white, and they were to wear a white scapular.
Elk normaal mens houdt nu op, want het gevonden resultaat is geheel en al in overeenstemming met de verwachtingshorizon van de vragensteller: de Wilhelmieten zijn gesticht door Willem van Vercelli, punt uit!
De volgende zoekopdracht was die naar Wilhelmieten in Vlaanderen, en wat zie ik tot mijn stomme verbazing: de Wilhelmieten zijn helemaal niet gesticht door Willem van Vercelli, maar door Willem van Malavalle, althans dat beweren de Wilhelmieten zelf! Who the f… is Willem van Malavalle?
St. William of Maleval (or St. William the Great).
Died 10 February, 1157; beatified in 1202. His life, written by his disciple Albert, who lived with him during his last year at Maleval, has been lost. The life by Theodobald, or Thibault, given by the Bollandists is unreliable, having been interpolated with the lives of at least two other Williams. After a number of chapters in which he is confused with St. William of Gellone, Duke of Aquitaine, we are told that he went to Rome, where he had an interview with Eugene III, who ordered him to make a pilgrimage to Jerusalem in penance for his sins. Though Theodobald’s account of his interview with the pope does not carry conviction, the fact of this visit and his subsequent pilgrimage to Jerusalem is supported by excerpts from the older life, which are preserved by responsories and antiphons in his Office. He seems to have remained at Jerusalem for one or two years, not nine as Theodobald relates. About 1153 he returned to Italy and led a hermit’s life in a wood near Pisa, then on Monte Pruno, and finally in 1155 in the desert valley of Stabulum Rodis, later known as Maleval, in the territory of Siena and Bishopric of Grosseto, where he was joined by Albert.
Geloof me als ik u vertel dat ik deze informatie gecheckt en gedubbelcheckt heb met wat er nog meer over Willem van Malavalle op Internet te vinden is. In het kort komt het erop neer dat de Wilhelmieten met droge ogen beweren af te stammen van niemand minder dan Willem X (1099-1137), hertog van Aquitanie, zoon van de troubadour-hertog Willem IX, vader van de Eleonora van Aquitanie, schoonvader van eerst koning Lodewijk VII van Frankrijk en vervolgens van koning Hendrik II van Engeland. Deze Willem zou zich na een leven vol uitspattingen door Bernard van Clairvaux tot inkeer hebben laten brengen, en zich na pelgrimages naar Santiago de Compostella, Rome en Jeruzalem als kluizenaar hebben teruggetrokken in de bergen van Toscane, en zodoende de aanzet gegeven hebben voor de orde der Wilhelmieten. Maar er zijn nog vindingrijkere biografieen in omloop_
Sinds wanneer de Wilhelmieten dit doen, en wat de auteur van de ‘Beatrijs’ hiervan wist, wie het weet mag het zeggen.
Voorzover ik dat heb kunnen nagaan, was noch Willem van Vercelli noch Willem van Malavalle bekend in onze contreien. Zo men hier te lande een sente Willem kende – die men zou kunnen verslijten voor de naamgever van de kluizenaarsorde der Wilhelmieten – en die ook nog eens zo hoog stond aangeschreven dat een lid van zijn orde garant kon staan voor integriteit en betrouwbaarheid, dan is dat … Willem van Oringen.
Guillaume d’Orange was een van de grootste helden uit de Franse Karelepiek. Een complete cyclus chansons de geste is zelfs naar hem vernoemd. Na een leven lang zinvol geweld tegen de Saracenen werd hij heremiet en trok zich terug in de woestenij: het latere Saint-Guilhem-le-Desert, waarna hij nog een keer een grandioze come-back mocht maken in ‘Le moniage Guillaume’. Bijna allesweter Jacob van Merlant weet het volgende over hem te vertellen in het beruchte hoofdstuk 29 van het eerste boek van de Vierde Partie van zijn ‘Spiegel historiael’, waarin hij de ‘borderers’ afbrandt:
Oec sijn some Walsche boeke,
Die werdich sijn grotere vloeke,
Die van Willemme van Oringen
Grote sterke ystorien singen,
45 Ende wilne beter dan Karel maken.
Willem, dat sijn ware saken,
Was een Duutsch, een ridder goet,
Maer niet so vorbare, datmen moet
Karle iet geliken alleene,
50 Maer minder noemen ende noch als clene
Alse Roelant was of Olivier,
Of [van] Denemaerken Ogier.
Karel, dat sijn ware dinghe,
Was best onder die Kaerlinghe.
55 Artur was in sinen stonden
Die beste vander tafelronden,
Hoe si van Lancelote zinghen
Ende van Willemme van Oringen.
Si wanen die t’Arleblanke comen,
60 Alsi daer hebben vernomen
Die grave liggende harentare,
Dat van Willems orloghe ware;
Neent! het sijn die hoghe heren,
Die te Roncevale bleven met eeren.
65 Willem was een rudder goet,
Ende storte menech waerf sijn bloet
Duer Gode; sijnt wart hi hermite.
Die lesen wille sine vite,
Te sente Willems inde Wostine,
70 Daer hi dogede meneghe pine,
Ende daer hi heilech es verheven,
Vint hise al van hem bescreven.
Die Walsche bouke lieghen van hem,
Die uten Walschen van Haerlem
75 Clays, ver Brechten sone, dichte,
Daer scone worde in sijn ende lichte.
Of de bewaard gebleven fragmenten van ‘Willem van Oringen’ van de hand van die Clays van Haerlem zijn, doet er nu even niet toe. Uit de manier waarop Jacob erover schrijft, kun je opmaken dat de teksten waarin Willem als groter dan Karel werd afgeschilderd, in zijn clericale ogen veel te populair waren. Ook van ‘Le Moniage Guillaume’ zijn fragmenten van een Middelnederlandse vertaling bewaard gebleven. Wij kunnen er dus zeker van zijn dat deze heilige ridder-monnik tot de idolen van die tijd behoord heeft.
Welke betekenis moeten wij hechten aan de naam Ghijsbrecht? Verwijst hij naar een toen levende Wilhelmiet die inderdaad Ghijsbrecht heette, of is het een voor de gelegenheid verzonnen naam?
Ghijsbrecht is een Germaanse naam, en als zodanig – net als Willem – een combinatie van twee elementen: ‘ghijs’ zou zoveel betekenen als ‘kind van voorname ouders’ (denk ook aan gijzelen en gijzelaar) en ‘brecht’ is hetzelfde als het Engelse ‘bright’ en betekent zoveel als ‘stralend (van)’. Germaanse namen zijn ten tijde van het schrijven van de ‘Beatrijs’ ouderwets. In het kielzog van de Renaissance van de Twaalfde Eeuw vindt er een verandering plaats in de naamgeving: in plaats van de ‘oude’ Germaanse namen propageert de Kerk apostel- en heiligennamen: Germaanse namen klinken zo heidens. Onze Jan, Piet en Klaas-namen dateren uit de dertiende eeuw. Je zoon Ghijsbrecht noemen in de tweede helft van de dertiende eeuw is tamelijk conservatief.
Door de wijze waarop de naam geacht wordt te functioneren kunnen wij echter beredeneren dat hij een uiterst positieve klank gehad moet hebben. Nu zouden wij kunnen veronderstellen dat broeder Ghijsbrecht vanaf zijn zevende jaar deel heeft uitgemaakt van de orde der Wilhelmieten en zodoende van alle geheimen op de hoogte was, maar in de wereld buiten de kloostermuren had men weinig ontzag voor dit soort monniken, dat waren (Wille)mietjes. Groot respect echter was er voor echte mannen die zich overdekt met littekens aan het einde van een ridderlijk leven terugtrokken in een kluizenaarsbestaan. Het is heel goed mogelijk dat de naam Ghijsbrecht bedoeld was als een ‘epische’ naam. De luisteraar wordt uitgenodigd de drager van deze stoere naam te associeren met een heldhaftig man die net als Willem van Oringen na een werkzaam leven als miles Christi op zijn oude dag heremiet werd, en als vertrouwensman functioneerde.
In de prozaversie van het ‘Beatrijs’-verhaal – veel jonger en in een oostelijk Middelnederlands dialect – heeft men broeder Ghijsbrecht de volgende rol toebedacht:
Ende ick, broder Gijsbert, heb dit allet ende vel mer van oirs selves mont verstaen, kort voir der tijt eer sie van desen ertrick scheiden.
Wederom een veritas-topos: op hun sterfbed spreken mensen de waarheid, de gehele waarheid en niets dan de waarheid. Gijsbert is echter geen Wilhelmiet meer, maar lijkt nu een broeder van dezelfde orde als Beatrijs, welke orde echter niet met name genoemd wordt:
CCCIV: ‘Van eynre jonfferen die Beatrix hiet’
Id was in enen beslaten cloester van jonfferen ene joncfrou Beatrix genoempt, ende was lange tijt in den selven cloester ene costersche ende vuerde een ynnich devoet giestelick leven lange tijt.
Over de orde van het klooster waarin Beatrijs zeven jaar lang gek van de liefde werd, rept de ‘Beatrijs’-auteur met geen woord. Traditioneel wordt haar klooster tot de orde van Citeaux gerekend. Doorslaggevend daarvoor lijkt het feit dat de oudste optekenaar van de legende – Cesarius van Heisterbach – een Cistercienzer was. In de apocriefe ‘Octo Libri Miraculorum’-versie is het klooster van Beatrijs Benedictijns. Maar wat zegt dat? Niets! Wat ligt meer voor de hand om het gedrag van een non als Beatrijs in de sandalen van een andere orde te schuiven: Bij ons – Cistercienzers – gebeuren zulke dingen niet…
Cistercienzers zijn – net als Wilhelmieten – witte monniken, Benedictijnen zijn zwarte monniken. Maar als Beatrijs in de kloostertuin door haar minnaar wordt opgewacht dan noemt hij haar kleding “grau” (r. 276). Dat is verwarrend omdat de kleur grauw volgens het ‘Middelnederlandsch Woordenboek’ in de richting van de Franciscanen wijst, en dat is weer een hele andere orde met hele andere kloosters. Ik vermoed dan ook met Meder dat ‘grau’ hier figuurlijk bedoeld is: in het klooster leidde Beatrijs in de ogen van haar minnaar een kleurloos leven, maar nu zij met hem de wereld intrekt krijgt haar leven weer kleur!
Stel de mogelijkheid dat ik het bij het juiste eind heb dat de auteur van de ‘Beatrijs’ de Wilhelmieten vereenzelvigde met sente Willem van Oringen – ook Reinout van Montelbaen eindigde zijn leven in een geur van heiligheid – welke duiding kan dan aan de naam Ghijsbrecht gegeven worden?
Tot mijn verbazing is er in het ‘REMLT’ geen andere Ghijsbrecht of Gijsbert te vinden die als kapstok gediend kan hebben. Toch is hij er wel. Er zijn fragmenten bewaard gebleven van een Middelnederlandse bewerking van een Oudfrans chanson de geste ‘Guibert d’Andrenas’. In deze ‘Wybeert van Andernaken’ wordt het Spaanse Andrenas geidentificeerd als het Duitse Andernachen aan de Rijn – gebeurt overigens ook in de ‘Roman der Lorreinen’. Guibert – Frans voor Ghijsbrecht – is een broer van Guillaume d’Orange.
Laat ik het zo formuleren: de auteur van de ‘Beatrijs’ was geen hagiograaf maar een profane auteur. Lulofs bleef erop hameren dat het gedrag van Beatrijs vooral werd ingegeven door wereldlijke (adellijke) normen en waarden. De Middelnederlandse bewerking van de materie is exemplarisch hoofs, zoals Roel Zemel in ‘Spektator’ schreef, en een weerslag van de modieuze literatuur van die tijd. Ook maakt het klooster waarin Beatrijs conservator is, met zijn slaguurwerk een hypermoderne indruk. Tenslotte zij er nog eens op gewezen dat er wat mij betreft voldoende reden is om de regels 865-1038 met daarin de biecht voor even apocrief te houden als het slot van ‘Mariken van Nieumeghen’.
Het werk aan het ‘REMLT’ heeft geleerd dat de Karel-epiek heel diep geworteld was in het referentiekader van Middelnederlandse auteurs. Ook als men een ander genre beoefende greep men vaak terug op de wereld van het chanson de geste. Mijns inziens is dat ook gebeurd in de proloog van de ‘Beatrijs’.
Literatuuropgave:
- ‘Beatrijs, een middeleeuws Maria-mirakel’. Vertaald door Willem Wilmink. Met een inleiding en een teksteditie door Theo Meder. Amsterdam 1995.
- ‘CD-ROM Middelnederlands’. Den Haag enz. 1998.
- Kasper Elm, ‘Ordo eremitarum S. Guilielmi. Ontstaan, eigen karakter, activiteiten en erfgoed van een Toscaanse Eremietengenootschap’. Vertaald door A. IJsenbrant, Feestrede te Huybergen, 1977.
- Hans Kienhorst, ‘Fragment van een onbekende Middelnederlandse ridderroman over Willem van Oringen […]’, in: ‘TNTL’ 114 (1998), p. 125-137.
- D.A. Stracke, ‘Een onbekende Frankische roman’, in: ‘TTL’ 15 (1927) p. 137-151.
- ‘Willem van Oringen’, in: ‘Middelnederlandsche epische fragmenten’. Met aanteekeningen door G. Kalff. Groningen 1886 (reprint Arnhem 1968),’ ‘p. 99-119.
- R.M.T. Zemel, ‘De hoofse wereld in de Beatrijs’, in: ‘Spektator’ 12 (1982-83), p. 345-376.
Weblinks:
- ‘The Catholic Encyclopedia’ – http://www.newadvent.org/cathen/
- Nederlandse Voornamen Databank – http://www.meertens.knaw.nl/voornamen/VNB/
- ‘Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Literaire Teksten (REMLT) – ‘http://cf.hum.uva.nl/dsphome/scriptamanent/remlt/remltindex.htm
- ‘Wilhelmieten’ – http://utopia.ision.nl/users/ikedl/chant/ike/churches/Wilhelmieten_cho.htm
Met dank aan: Charles Caspers, Ike de Loos, Theo Meder, Marc van Oostendorp, Piet Verkruijsse en Roel Zemel voor hun commentaar op de concept-versie.
(19)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-= *-------------------------------------------------------------------------* | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L uw-voornaam/voorletters uw-achternaam | | Neder-L op het web/WWW: Neder-L-nummers zijn vanaf januari 1997 in | | web-formaat te lezen via: http://www.neder-l.nl/ | | Nadere informatie over Neder-L in web-formaat: zie artikel 9706.01 | | Er is ook een WWW-archief met alle e-mailversies van Neder-L sinds | | juni 1992, dat ook op trefwoord doorzocht kan worden; de URL van dit | | listserv-archief: http://listserv.surfnet.nl/archives/neder-l.html | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Of maak gebruik van het listserv-archief (zie enkele regels hierboven)| | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | Contact met redactie: stuur mail naar Salemans@neder-l.nl, naar | | Willem.Kuiper@uva.nl, naar P.J.Verkruijsse@uva.nl (voor de | | evenementenagenda), naar Marc.van.Oostendorp@meertens.knaw.nl of naar | | P.A.Coppen@let.kun.nl | *-------------------------------------------------------------------------* *-Einde-------------------- Neder-L, no. 0501.b --------------------------*
Laat een reactie achter