Mijn e-boeklezer en ik, we zijn inmiddels meer dan drie maanden bij elkaar. Geen dag heb ik hem uit het oog verloren, al is het maar omdat ik inmiddels mijn abonnement op de papieren editie van NRC Handelsblad heb opgezegd, en de krant alleen nog van mijn apparaatje lees. Maar ik heb ook hoofdstukken uit taalkundeproefschriften, dichtbundels, essays, korte verhalen en romans van het apparaat gelezen. Er gaat bijna geen dag voorbij of ik leg iemand uit wat de voordelen zijn van zo’n elektronisch apparaat, al moet ik toegeven dat ik inmiddels ook wel twee zwarte vlekjes aan mijn grote liefde heb ontdekt: hij is af en toe wat traag, en hij biedt wat weinig variatie.
De traagheid doet zich vooral, of eigenlijk alleen, voor bij e-boeken die ik gekocht heb, niet bij legaal (of zelfs illegaal) gedownloade boeken. Ik denk dat het samenhangt met het feit dat uitgevers grote zorg besteden aan de opmaak van hun boeken. Daardoor worden de bestanden heel groot. Via Cappello 23 van Christiaan Weijts, dat ik op de website van mijn lokale Leidse boekwinkel kocht, telt bijvoorbeeld bijna 1,5 Mb. Ter vergelijking: een door mij zelf in elkaar geknutselde versie van De Berg van Licht heeft ongeveer een kwart van die omvang.
Vanwege die grootte heeft de uitgever het bestand in een aantal deelbestanden geknipt, die ieder voor zich een ‘deel’ van Weijts roman bevatten. Het kost mijn lezer soms bijna een minuut om van het ene deel naar het andere te gaan.
In die minuut kun je natuurlijk even nadenken over het gebodene — beter dan tijdens het gedachteloos omslaan van een pagina. Maar verwend als ik ben door decennialang razendsnel stukjes papier te bedienen, geeft me dat wachten een ongemakkelijk gevoel.
Aan de snelheid kan misschien nog gewerkt worden, maar ik vraag me af of dat ook gaat lukken met de variatie. Ik zit nu al drie maanden met hetzelfde boek in mijn handen, van precies dezelfde omvang en met precies hetzelfde zwartleren omslag. De boeken van uitgevers hebben een eigen typografie gekregen, en hun schermen zien er daarom wel allemaal een beetje anders uit. Maar het blijft een en hetzelfde stuk plastic dat ik in mijn handen heb.
Onder andere om die reden, wijk ik af en toe nog wel uit naar het papieren boek — een andere reden is natuurlijk dat ik soms iets moet of wil lezen dat eenvoudigweg nog niet in elektronische versie bestaat. Misschien is het mijn trouweloze natuur, maar zo’n uitstapje heb ik nodig. Om daarna trouwens weer met hernieuwd enthousiasme terug te keren naar mijn e-boeklezer, waar ik de lettergrootte zelf kan bepalen, en die voor me onthoudt op welke bladzijde ik precies gebleven ben.
Ik weet niet zo goed wat er aan dit probleem te doen is. Misschien loop ik over een jaar of twee wel rond met een aantal verschillende e-boeklezers, een op A4-formaat voor tijdschriften en taalkundige artikelen, een op pocketformaat om in de trein te lezen en een waarvan de grootte tussen de andere twee inhangt voor in bed. Misschien komen er e-boeklezers die jij of de uitgever ook aan de buitenkant van vormgeving kan veranderen naar gelang je stemming of de inhoud van het boek. Misschien is die behoefte aan variatie wel in mij ingebakken door decennia van gewenning aan het feit dat bijna ieder boek dat je in je handen neemt er weer net anders uitziet, net iets anders voelt en ruikt dan elk ander boek dat je ooit hebt mogen aanraken. Als dat zo is, zijn drie maanden gewoonweg nog niet genoeg om af te raken van mijn verslaving aan variatie.
Laat een reactie achter