Op 20 mei 2010 overleed te Amsterdam op 82-jarige leeftijd Wouterus Wilhelmus Franciscus Voskuilen (geboren 15 november 1927 in Heeten), voormalig medewerker taalkunde aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam.
Wouter trad eind jaren ’50 toe tot de staf van de hoogleraar W.Gs Hellinga, die in verband met de oprichting van de universitaire M.O.-opleiding in de cursus 1958-59 sterk werd uitgebreid. Aan aankomende neerlandici heeft hij vele jaren colleges grammatica en taalkundige tekstinterpretatie gegeven.
De eerste jaren van zijn loopbaan vielen samen met de opkomst van de generatieve grammatica. In die begintijd werd onder leiding van collega en vriend Remmert Kraak in een kleine groep werk van Noam Chomsky besproken, vaak bij Wouter thuis, die dicht bij het Instituut woonde, dat destijds nog gevestigd was in het Oudemanhuispoort-complex. Al snel werd hem duidelijk dat deze nieuwe theoretische richting in de taalkunde, waar Kraak een groot voorstander van was, voor hem niet de ware taalkunde vertegenwoordigde; de traditionele taalkunde lag hem beter.
Vanwege zijn expertise op het gebied van grammatica-onderwijs aan M.O.-studenten werd hij uitgenodigd mee te werken aan de herziening van de Nederlandse Spraakkunst van Tinbergen, al eerder bewerkt door zijn collega Frank Lulofs. De resulterende editie “Tinbergen, Lulofs, Voskuilen” werd een begrip en is vanaf 1963 jarenlang gebruikt als inleiding in de traditionele grammatica.
Wouters gevoel voor taal en poëzie, gepaard aan een filosofische inslag, maakten hem tot een uniek docent. Zijn hart lag vooral bij het vak taalkundige tekstinterpretatie, destijds meestal “close reading” genoemd. Degenen die als student bij hem college hebben gevolgd, zullen zich zijn stimulerende colleges herinneren, onder meer over de dichters Achterberg, Leopold en Wilfred Smit. Over het gedicht “Droomlot” van Achterberg heeft hij ook geschreven, in de eerste jaargang van het in 1971 opgerichte Spektator Tijdschrift voor Neerlandistiek en over Leopolds gedicht “Om mijn oud woonhuis peppels staan” in het Liber Amicorum voor Han Dommisse Adieu adieu sweet bahnhof van 1984.
Zijn bemoeienis met poëzie beperkte zich niet tot Nederlandse gedichten. In een nummer van het tijdschrift Adem van 1987 staat een vertaling van T.S. Eliots gedicht “The love song of J. Alfred Prufrock”, waaraan hij heeft meegewerkt. Die vertaling vond zijn oorsprong in werkcolleges tekstinterpretatie, in 1976 gegeven aan het Instituut voor Neerlandistiek.
Met de dichter Wilfred Smit was hij goed bevriend. Samen met de slavist Frans van Houten heeft hij het in 1983 verschenen Verzameld Werk van Smit bezorgd en enkele maanden voor zijn dood is nog een boekje verschenen waarin Wouter en ik, collega’s van het eerste uur, varianten van een gedicht van Smit bespreken.
Vanwege zijn contactuele kwaliteiten werd hem in het begin van de jaren ’70 gevraagd mee te werken aan de oprichting van de lerarenopleiding “d’ Witte Leli”, waarbij hij als curator de afdeling Neerlandistiek vertegenwoordigde. Later was hij ook betrokken bij de fusie tussen de lerarenopleiding en de overige HBO-opleidingen. Dat vaak moeizame werk heeft hij met volle toewijding naast zijn taalkundige werk gedaan. Als het hem wat veel werd, bood de poëzie tegenwicht. In een interview naar aanleiding van zijn afscheid van de universiteit, gepubliceerd in het hierboven genoemde nummer van Adem, zei hij: “Al die verslagen, notulen en beleidsstukken die ik voor De Witte Leli door moet nemen – kijk, hier ligt een stapel van zeker een meter hoog -, is allemaal onkruid in mijn hoofd. En poëzie is een goede onkruidverdelger.” In dezelfde geest bedankte hij mij voor mijn bijdrage aan zijn afscheidsbundel In dienst van de tekst. 17 Interpretaties van poëzie. Die bijdrage ging over het gedicht “Kwarts glimmer veldspaat” van Judith Herzberg, waarin een ik-figuur, zittend op een rots van “gneis”, dat is oergesteente dat de drie genoemde mineralen bevat, zich één voelt worden met de omringende natuur. Wouter schreef: “Het gneis houdt op m’n tafel stukjes papier bij elkaar waarop staat: onkruid wieden, gootsteen verstopt, belastinggegevens plus formulieren opsturen, Devenez un bon maçon bij Joachimsthal bestellen…. Het stapeltje verandert wel, maar het wordt niet dunner.”
Na zijn vervroegde pensioen in 1987 kon hij zich geheel wijden aan een andere passie: zijn huis in Frankrijk. Ook daar zal een stapeltje papier met taken op zijn tafel hebben gelegen, maar dat leek daar kleiner en naast de poëzie had hij het bij boekhandel Joachimsthal bestelde boek om het te beheersen.
Ina Schermer-Vermeer
Laat een reactie achter