NRC Handelsblad heeft een moeilijk te plaatsen nieuwe bijlage, met de wat moeizame titel Mens&. Hij verschijnt al een aantal weken, maar op de voorpagina vroeg de verantwoordelijk redacteur, Gijsbert van Es, zich gisterenavond ineens af waar Mens& nu precies over gaat. Wat is dat eigenlijk, een mens?
Van Es’ antwoord op zijn eigen vraag lijkt te zijn: een mens is een dier met taal, of beter gezegd: een dier met ’taal’, want Van Es schrijft dat woord consequent tussen aanhalingstekens. Ik weet niet waarom dat zo is, het wordt nergens duidelijk gemaakt. Je krijgt de indruk dat Van Es toch al graag niet iets duidelijk maakt: ‘Een begin van een antwoord probeer ik hiernaast op deze pagina te geven’, schrijft hij bijvoorbeeld. (Hij geeft geen antwoord, hij probeert zelfs geen antwoord te geven, hij probeert het begin van een antwoord te geven. En dat doet hij niet zomaar ‘hiernaast’, maar ‘hiernaast op deze pagina. Hij preciseert het, omdat mensen anders misschien weleens op het tafelblad zouden kijken of het begin van het antwoord zich daar bevindt.)
De bijlageredacteur ontleent zijn eigen mensbeeld aan de Amerikaanse letterkundige Kenneth Burke en doet “een poging de kern te vatten” van diens gedachten. Die ‘poging’ wordt dan ondernomen met vreemde zinnen als:
In de beleving van een mens, en van geen enkel ander dier, vindt mensentaal haar opperste staat van schoonheid en vernuft in kunst en wetenschap, terwijl ze in politiek en religie tegelijk ook een verwoestende kracht kan ontwikkelen. (…) ‘Taal’ verleidt de mens z’n medemens, en de wereld in het algemeen, te verwoorden in tegenstellingen en contrasten: positief tegenover negatief — goed of fout, zwart of wit, winnaar en verliezer.
Het is opmerkelijk dat iemand die taal (nee, ’taal’) zo belangrijk vindt, zich uitdrukt in zinnen waarin een mens zo verstrikt kan raken.
Neem alleen al de tweede zin. Er zijn kleine details in de formulering die allerlei vragen oproepen (waarom is het ‘goed of fout’ maar ‘winnaar en verliezer’?), maar ook alle pogingen om het begin van de strekking van het geheel te begrijpen stranden halverwege. Wat is dat voor een instantie, die ’taal’, die mensen ertoe ‘verleidt’ om zijn medemensen te ‘verwoorden’, en niet te vergeten datzelfde te doen ‘in tegenstellingen en contrasten’? Het klinkt alsof het bijzonder zondig is om iets dergelijks te doen, alsof dat ‘verwoorden’ iets is wat je beter niet zo kunnen doen, alsof je alles maar beter in het midden kunt laten, of je hooguit kunt beperken tot een poging om het begin van een antwoord te formuleren.
Dat is een vreemd standpunt voor een journalist: de mens is een wezen dat een poging doet om het begin van ’taal’ te verwoorden. Of anders gezegd: een mens is een wezen dat stamelt.
Laat een reactie achter