Soms, als ik verkouden ben en mijn favoriete thee op is, denk ik er weleens over om anglicismen te gaan bestrijden. Dat lijkt me zo’n fijne levensstijl: iedereen is het bij voorbaat met je eens (ik heb althans nog nooit gehoord van iemand die een fervent voorstander was van het anglicisme) en bovendien heb je ook geen argumenten meer nodig. Als je zegt ‘dit of dat is een anglicisme’, dan hoef je niet eens uit te leggen wat het verband is met het Engels. De constructie is voor altijd afgekeurd.
Hier is een tamelijk willekeurig voorbeeld, van gisteren, van Twitter. De publiciste Karin Spaink meldt:
Waarom zegt tegenwoordig bijna iedereen ‘risicovol’ ipv ‘riskant’? Ook ‘humorvol’ kom ik steeds vaker tegen in de krant #taalpolitie
Dit rijmpje bevat een interessante observatie, zij het een met het soort onderbouwing dat gebruikelijk lijkt bij dit soort taalkritiek: ik “kom het steeds vaker tegen in de krant” en dus “zegt bijna iedereen het”. Hoe dan ook, kwamen er twee reacties op Spainks tweet:
1. Ja, een onuitroeibaar Anglicisme. Het lijkt overigens heel erg op de newspeak uit ‘1984’. Maar dat verbaast je misschien niet.
2. is lekker positief, want vol, en dus minder eng?
De eerste reactie vond Spaink waarschijnlijk overtuigend, want ze nam hem over in haar eigen antwoord op de tweede (let op de hoofdletter, zo schrijven wij anglicismenhaters dat woord kennelijk):
Ik denk eerdar dat overal ‘-vol’ achter plakken een Anglicisme is.
Voilà, einde betoog. Zelfs dat positiviteit en invloed van het Engels misschien wel samen kunnen gaan wordt impliciet van tafel geveegd. Iedereen tevreden, ja humorvol en risicovol zijn inderdaad te wijten aan een vreselijke invloed van het Engels.
De vraag is alleen, als deze woorden zulke nare anglicismen zijn, waar komen ze dan precies vandaan? Vooral humorful is ook in het Engels niet heel erg frequent. Toen ik haar hiernaar vroeg, twitterde Spaink:
Denk ‘harmful’, ‘fearful’ etc. Extra dom is dat ’t Anglicisme is gebaseerd op een fout: -ful, niet -full.
Het punt is echter (ik ga even voorbij aan de ‘fout’ dat ful en full aan elkaar gelijk worden gesteld, je kunt niet aan de gang blijven) dat ook het Nederlands een aantal woorden kent op –vol (zinvol, liefdevol, waardevol). In het verleden werd het procédé trouwens vaak aan het Duits toegeschreven. Toen was het dus een ‘Germanisme’. Over de ongerijmdheid daarvan schreef Van Haeringen al in 1956: waarom zou die afleidingen met –vol niet net zo goed Nederlands als Duits kunnen zijn? Nu mensen dat arme achtervoegsel ook al beginnen te beschuldigen van anglicisme, kunnen we daaraan toevoegen: waarom zou dat achtervoegsel wel in het oosten en in het westen inheems zijn, maar bij ons met alle geweld vermeden moeten worden?
Het uiteindelijke argument was natuurlijk esthetisch. Dat gebeurt altijd in dit soort discussies, is mijn ervaring. Zodra de gesprekspartner niet meer weet valt hij terug op ‘mooi’ en ‘lelijk’; het ultieme autoriteitsargument, want wie zou er durven beweren dat hij voor lelijkheid was, of zelfs dat het helemaal niet zo duidelijk is wat er ‘mooi’ of ‘lelijk’ is aan een bepaald alternatief. Dit twitterde Spaink:
NL heeft (buiten -ig en -lijk) ook het prachtige -rijk. Kansrijk, fantasierijk. Dat ruilen we nu in voor -vol.
Ik probeer het toch maar een keer. Wat is er mooi aan –rijk, wat is er lelijk aan –vol? Aan de betekenis kan het niet liggen. Het gaat in beide gevallen om afgesleten metaforen: fantasierijk is als een dis die rijk beladen is met fantasie, fantasievol is als een hoorn des overvloeds vol fantasie. Over smaak valt niet te twisten, maar ik zie niet in waarom het ene mooier is dan het andere.
Het enige dat ik kan bedenken is: vol is lelijk omdat het een ‘anglicisme’ is. Of een ‘germanisme’. Of allebei tegelijkertijd.
Als alles wat je tegenstaat ongestraft tot anglicisme mag worden bestempeld, verklaar ik hierbij het mopperen tot anglicisme. Ik kruip weer onder de wol.
Laat een reactie achter