Lieve Gisella, Elske en Matthy
Geachte aanwezigen
Waar praat je over als je met Piet meerijdt naar Antwerpen voor een vergadering van de redactie van Dokumentaal. Over het vak, over vakgenoten, over de laatst verschenen publicaties. Al konden we ook – op weg naar … – rustig tien of vijftien minuten zwijgend naast elkaar zitten, luisterend naar de radio.
Waar praat je over met Piet als je – samen met je vrouw Heleen –, of samen met gemeenschappelijke vrienden Ellen Krol en Chris van Saarloos, met en bij elkaar eet. Over de kinderen, over je ouders, je opvoeding, over wat je beweegt in het leven, en ja, over het vak, over vakgenoten en over de laatst verschenen publicaties.
Waar praat je over als je op een reisje naar Boedapest ’s ochtend voor het ontbijt samen baantjes trekt en daarna ontspant in een thermaal bad van 35 graden. Over het communisme, over Animal Farm van George Orwell en ‘dat die partijbonzen wel verdomd goed voor zichzelf wisten te zorgen’.
Het zijn een paar volstrekt willekeurige momenten uit de ruim 35 jaar die ik Piet heb meegemaakt, in allerlei verschillende periodes, in diverse hoedanigheden en bij oneindig veel gelegenheden.
Wanneer ik Piet precies voor het éerst heb ontmoet, staat me niet meer helder voor de geest. Het moet zijn geweest toen ik in Leiden student-assistent was bij Bert van Selm, net als Piet bibliograaf en boekwetenschapper in hart en nieren. Hij stapte daar regelmatig binnen ‘voor overleg’.
Hem wat béter leren kennen heb ik toen ik me na mijn afstuderen onder meer bezighield met het samenstellen van een deel in de reeks Literaire tijdschriften in Nederland. Piet had zelf al twee banden over het tijdschrift Critisch Bulletin op zijn naam staan en maakte deel uit van de reeksredactie. En ik, als auteur van een van de geplande delen, had er regelmatig overleg mee.
Eenmaal als boekhistoricus en bibliograaf werkzaam bij de toenmalige subfaculteit Nederlands aan de Vrije Universiteit heb ik met hem vanaf 1979 tot aan de opheffing in 1996 deel uitgemaakt van de redactie van Dokumentaal.
Het klikte tussen ons en na verloop van tijd leek het Piet een goed idee om elkaar ook eens buiten het werk te zien. Heleen en ik werden uitgenodigd – Gisella was inmiddels ook op het toneel verschenen – om eens te komen eten. Kinderen geen bezwaar. Het was aller-prettigst. Niet alleen vanwege de voortreffelijke kookkunst van Gisella, maar vooral door de gastvrijheid, de ontspannen sfeer, het gesprek, de muziek. Sindsdien hebben onze wederzijdse contacten zich – niet alleen in collegiale zin, maar ook in de privésfeer – alleen maar verhevigd, verstevigd en verdiept.
En dezer weken en dagen terugkijkend op en denkend aan die lange periode van collegialiteit en vriendschap, viel het me op dat ik geen enkele negatieve herinnering aan Piet heb kunnen bedenken. Dat zegt volgens mij genoeg over zijn ‘modus operandi’. Hij had de benijdenswaardige eigenschap om – ook al was je het niet met hem eens, je iets niet wist – het zo te brengen dat je aan zo’n gesprek toch een prettig gevoel over hield. Zijn bijdragen aan menige discussie – op allerlei terreinen – of het nu vakmatig was, over politiek, het kabinet, kunst, reizen, restaurants, literatuur – waren doordacht, geestig, licht ironisch, maar vooral leerzaam. En hield hij een tijdje zijn mond dan kon je erop wachten dat hij op een gegeven moment zijn keel schraapte, zijn lippen tuitten, en ‘tsja’ zei, en vervolgens – met een zorgvuldig geformuleerde volzin – een ace sloeg.
Vorige week donderdagmiddag heb ik – samen met Heleen, en met Ellen Krol en Chris van Saarloos – afscheid genomen van ‘onze’ Piet. De afgelopen tweeëntwintig jaar zijn we bij elkaar kind aan huis geweest. We aten, dronken, kletsten, argumenteerden en debatteerden – hoe kan het ook anders met Piet en Gisella – dat het een lieve lust was. Over het onderwijs en zijn competenties, over geloof en religie, over de kinderen, de katten en de honden, de opera, het nieuws, over ouderdom en euthanasie, de kunst van het debatteren, de gulden snede…. Alles mocht en kon.
En we maakten met ons zessen reisjes: met de auto naar Berlijn, met de TGV naar Parijs, of met het vliegtuig naar Boedapest, maar ook alle provincies van Nederland zouden we een keer doen. We hebben ze nog niet allemaal kunnen doen, maar Zeeland gelukkig wel. Daar heeft Piet ons uiteraard deskundig rondgeleid. Het zijn – vooral ook omdat de regen die drie dagen met bakken uit de hemel kwam – een paar onvergetelijke dagen geweest. Piet had, zoals bij elke reis exquise restaurants uitgezocht, de route gepland, en wist ons – ondanks de dichte sluiers van regen – feilloos naar een aantal mooie plekken van ‘zijn’ Zeeuws-Vlaanderen te loodsen. Ook zijn geboorteplaats Groede, waar we de lokale Groese paptaarten voorgeschoteld kregen, ontbrak niet. En eenmaal uitgestapt, leek hij nooit te zijn weggeweest. Wie hij zag of sprak, kende hem nog en hij hen.
Aan al onze tripjes – ook aan ons laatste tripje, naar Antwerpen, niet al te ver van huis in verband met Piets gezondheid – bewaar ik de beste herinneringen.
De afgelopen dagen hebben we onder meer op Neder-L het nodige over Piet kunnen lezen en heb ik met diverse mensen herinneringen uitgewisseld. Alles en allemaal even warm en sympathiek van inhoud. Een van de aardigste die ik hoorde kwam van Ton Anbeek die me vertelde dat Piet op een keer iets te laat op een stafvergadering op het Instituut van Neerlandistiek binnenstapte en zich verontschuldigde met de mededeling: ‘Ik heb zojuist een kalf gekocht’. Waarop de aanwezigen hem feliciteerden en een van zijn collega’s – net als alle anderen op de hoogte van het feit dat Piet op een boerderij was opgegroeid – licht verbaasd opmerkte: ‘Heb je daar dan ruimte voor; in jullie huis met die kleine balkonnetjes?’ Waarop Piet – na ongetwijfeld ook toen eerst zijn keel geschraapt te hebben, en met getuite lippen en het woord ‘tsja’ – onverstoorbaar opmerkte, dat hij in dit gezelschap toch mocht verwachten dat men, sprekend over een kalf, onmiddellijk zou begrijpen dat zijn aankoop de 7-delige literatuurgeschiedenis van Kalff betrof.
De rouwkaart is sober gesteld. In ‘Dag lieve Piet’ hebben Gisella, Elske en Matthy al hun liefde voor Piet samengebald. Achter de kwalificaties oud-docent Neerlandstiek UvA, oud-hoofddocent Boekwetenschap UvA en oud-conservator a.i. Artis Bibliotheek – we hebben het zojuist van Eddy Grootes, Lisa Kuitert en Garrelt Verhoeven kunnen horen – gaat een hele reeks van Piets verdiensten voor de wetenschap, voor zijn collega’s en in den brede voor de samenleving schuil.
Maar hij was nog zoveel méér, en het is goed dat we dat hier kunnen uitspreken. Want hij was – zoveel moge uit mijn woorden duidelijk zijn geworden – ook: een bourgondiër, debater, politiek commentator, mentor, Zeeuw, inspirator, een ‘Pietje’ precies, liefhebber van grote bonbons, profiteroles en crème brûlée, Nieuwkoper, zeer gewaardeerd collega, een integer mens, een harde werker, een nieuwsvreter, en zo kan ik nog even doorgaan.
Maar bovenal was hij – denk ik – voor velen van ons een vriend; geen Facebook-vriend, maar een wáre vriend, hij was in elk geval mijn ware vriend.
Toen we vorige week donderdag – na het afscheid nemen – terug naar naar huis reden, vatte Ellen het volgens mij kernachtig samen toen ze opmerkte dat Piet eigenlijk altijd een savoir vivre heeft getoond, een savoir vivre dat hij in feite consequent tot op het laatst toe heeft doorgetrokken.
En inderdaad: toen hij te moe was om nog wat te doen, toen de wijn hem niet meer smaakte en de trek in eten was weggevallen, hoefde het voor hem niet meer.
Savoir vivre, savoir mourir.
Het was een groot voorrecht hem gekend te hebben.
Laat een reactie achter