Niemand begrijpt zo goed hoe je vertrouwen kunt wekken met taal als de banken, of in ieder geval hun reclamebureaus. De bedrijfstak heeft de afgelopen twintig jaar bijna iedere vorm van Nederlands ingezet: van het met een donkerbruine stem uitgesproken model-Nederlands van de Van Lanschot-reclames via de (min of meer ironische) ballerige toon van de ABN Amro in de jaren negentig tot en met het licht Limburgse accent van de SNS Bank.
Het zijn allemaal manieren om te laten horen dat de mensen (‘de consumenten’ zoals de bankiers dat vast noemen) je vertrouwen kunnen omdat jij spreekt zoals zij: bedachtzaam of juist opgewonden, deftig of juist volks. De taal van de bankreclames is een goede thermometer voor het maatschappelijk klimaat: wie praat als een bankreclame is kennelijk betrouwbaar. In de jaren tachtig was dat de donkerbruine stem, in de jaren negentig de brallende bal. Wat vertellen de nieuwste reclames ons over de huidige tijd?
Op het eerste gezicht zou je denken: de dialectspreker. Deze week werd bekend dat de RegioBank radiospotjes heeft gemaakt in het Fries, Gronings, Drents, Twents, Achterhoeks, Limburgs, Brabants en Zeeuws (in West-Friesland, Salland en op de Veluw zitten kennelijk niet genoeg klanten). Als ik het goed begrijp, zijn de spotjes bedoeld voor de regionale omroep — ik heb ze via internet niet kunnen terugvinden. Wanneer je dat leest, zie je meteen welke analyse er gemaakt is door de reclamejongens: de mensen (oh nee, de consumenten) hebben De Prooi gelezen en willen geen bankiers die zichzelf bonussen geven. Ze willen de eerlijke directeur van de dorpsbank terug, de man die gewoon Drents of Twents praat, ook al doe je dat zelf misschien niet meer.
Interessant zijn in dat verband de spotjes die Jort Kelder voor de Friesland Bank maakt. Daarin ontmoet de ABN Amro-braltoon uit de jaren negentig (Kelder praat geloof ik net iets bekakter dan hij normaal gesproken doet en gebruikt ook wat bespottelijke Engelse termen, wat levelen over mijn cijfertjes) de sympathieke bankdirecteur van de RegioBank (die overigens in deze reclame niet voluit Fries spreekt, maar alleen een licht accent heeft).
Kelder wordt een beetje belachelijk gemaakt met zijn stadse fratsen (hij dacht dat ze ‘wat gingen lopen’, maar moet nu ineens wadlopen op zijn dure schoenen), maar uiteindelijk krijgt hij toch zijn zin. De Friese bankier schiet wat geldt voor hem voor zodat hij de helikopter kan nemen, terug naar de Randstad.
Het is een parel van de Nederlandstalige filmkunst vind ik, de geest van onze tijd in veertig seconden uitgedrukt en tegelijkertijd een demonstratie dat het ballen-Nederlands de ware moedertaal is van de bankier. Wij mensen onder de vijftig leven in een door onszelf met ons gebral veroorzaakte crisis, maar we geloven er niet echt in. Straks komt papa uit Friesland en die leent ons wat van zijn centjes, en dan vliegen we gewoon weer naar onze vrolijke jaren negentig terug met de helikopter, lekker levelen over onze cijfertjes.
Laat een reactie achter