Doe uw ogen dicht en stel u de Zwarte Markt in Beverwijk voor. Een handelaar heeft zojuist bij een collega voor een tientje een radio op de kop getikt, in de hoop die voor een paar euro meer te kunnen verkopen. Hij heeft die radio uitgestald in zijn eigen kraampje. Er komt een klant die naar het toestel kijkt. Welke woorden spreekt die handelaar?
Dit is hoe Nico Dijkshoorn het oplost in zijn roman Nooit ziek geweest:
‘Radiootje hoor, meneer’ zegt hij tegen de man. Die vraagt of hij hem even mag optillen. Dat mag. De man kijkt op de onderkant van de radio. Dat doen ze hier allemaal, op de onderkant kijken. Je maakt ze niet gek. Die voorkant kan leuk zijn, maar een echte doorgewinterde koper kijkt op de onderkant. ‘Mankeert niks aan. Haarscherpe ontvangst.
De man voelt aan een pootje. ‘Hoeveel?’ vraagt hij zonder op te kijken. Ook dat is blijkbaar heel belangrijk. Als je vraagt hoeveel iets moet kosten, kijk je de verkoper niet aan. Je koopt het eigenlijk liever niet.
Ja, zo moet het. Radiootje hoor, meneer. Drie woorden die de hele Zwarte Markt oproepen. Drie woorden die in een zeer los verband met elkaar staan, een zin kun je het nauwelijks noemen. Radiootje: een woord dat waardering uitdrukt door te verkleinen. Hoor: een woord dat de luisteraar er familiair bij betrekt en alle tegenspraak zinloos maakt. Meneer: een woord dat de intimiteit van het vorige woord weer een beetje ongedaan maakt en tegelijk de hoorder nog eens aanspreekt.
Ik weet niet of het u gelukt was, maar ik ben bang dat ik niet veel verder was gekomen dan ‘dat is een mooi radiootje’ of iets anders dat net iets te lang is en tegelijkertijd net iets te kort. Of ik was begonnen met die ‘Haarscherpe ontvangst’. Terwijl dat inderdaad is wat zo’n verkoper zegt. ‘Radiootje hoor’, als een ongewilde en onbegrepen oproep om te horen wat een haarscherpe ontvangst er is.
Dijkshoorns roman is verder een beetje moeilijk te lezen, vind ik. De zinnen zijn wel erg kort en uit elkaar getrokken: een beetje bijzin komt er niet in voor. Of hij moet tussen twee punten staan. Aan de andere kant staan er in de beschrijvingen soms wat achteloze woorden waarvan niet duidelijk is wat ze daar doen (zoals echte in ‘echte doorgewinterde koper’).
Maar de dialogen zijn onovertroffen. Zelden zulke prachtige echte mensentaal gelezen als in de dialogen van Dijkshoorn. Taaltje hoor, meneer.
Laat een reactie achter