Wim Daniëls heeft inmiddels misschien wel net zo veel taalboeken geschreven als alle andere Nederlandse taalkundigen bij elkaar. Daarnaast ontplooit hij allerlei andere activiteiten: hij was een van de initiatiefnemers van het Witte Boekje, hij is stadsdichter van Helmond, hij treedt op in onder andere een eigen cabaretvoorstelling over de voornaam Wim, en dat is nog maar een bescheiden selectie.
Daniëls verdient van alle schrijvers misschien wel het meest de eretitel volkstaalkundige: degene die het dichtst staat bij mensen die zich af en toe ook verwonderen over taal, maar voor wie Jan Stroop of Nicoline van der Sijs te ingewikkeld zijn. Wat trouwens niet uitsluit dat mensen plezier kunnen hebben in Van der Sijs én Daniëls.
Daniëls nieuwste heet Komkomma en bevat voornamelijk licht bewerkte columns die hij de afgelopen jaren wekelijks voordroeg in het radioprogramma Spijkers met Koppen — een programma van de Vara waarin Daniëls goed past: enthousiast, snel, met veel lichte informatie en gesprekken met politci én ‘gewone mensen’. In dat programma heb ik Daniëls wel aangekondigd horen worden als de taalcolumnist, maar op dit boek wordt nergens gezegd dat dit speciaal taalcolumns zouden zijn.
Toch gaan de meeste stukjes in dit boek wel over taal. Een belangrijk kenmerk is dat ze zo snel geschreven zijn: de grappen volgen elkaar in hoog tempo op. Dat zijn vaak woordgrapjes:
Er begint nu inmiddels toch wel een soort van canoninflatie op te treden. Alles en iedereen wil een canon. Kanovereniging ’t Spettert alle kanten op uit Bredepoel is een kano-canon op touw aan het zetten. Klauteraars bereiden een canon van Grand Canyons voor.
Er zijn trouwens toch ook wel veel stukjes die helemaal over taal gaan. Zo hekelt Daniëls het Eindhovens Dagblad dat een dronken brommerrijder betitelt als een ‘dronkenlap’: iemand die een keer dronken is, is daarmee nog geen dronkenlap, dus mag een journalist dat ook niet zo schrijven.
Het best vind ik Daniëls als hij een beetje verstilt en het eigenlijk ook niet meer over taal heeft. Een van de mooiste stukjes heet ‘Werkendam’ en gaat over een bezoek dat Daniëls bracht aan de Openbare Bibliotheek in die plaats om daar iets te vertellen over taal, terwijl de plaatselijke ‘zingende slager’ in het plaatselijk dialect zou optreden. Omdat er maar drie mensen komen opdagen, ziet Daniëls af van zijn lezing, maar de slager treedt wel op:
Het mooiste nummer dat hij zong, vond ik: Ik heb het echt met jou gehad. Omdat er zo weinig mensen in de zaal zaten, kon hij bij het zingen van die regel gemakkelijk iedereen persoonlijk aankijken. Hij leek het te menen, zeker omdat hij ook nog zo nadrukkelijk met z’n vinger priemde. Maar uiteindelijk gaf hij ons toch allemaal een vette knipoog. […] De zingende slager was een echte artiest, besefte ik. ‘Maar morgenvroeg sta ik weer met evenveel plezier worst te maken,’ zei hij nog.
Het is vermoedelijk een verkapt zelfportret van Wim Daniëls: een aardige jongen die met bewonderenswaardige energie dag en nacht aan het werk is en tussendoor de longen uit zijn lijf zingt.
Marc van Oostendorp
Wim Daniëls. Komkomma. Amsterdam: Thomas Rap, 2012.
Laat een reactie achter