De provincies in het noorden en het oosten van het land laten het er niet bij zitten. Nadat een verzoek tot erkenning van het Nedersaksisch vorige maand door minister Spies werd afgewezen, is men nu een handtekeningenactie begonnen om de minister tot andere gedachten te brengen.
Zo’n erkenning is vooral een politieke kwestie. Taalkundige argumenten ervoor of ertegen zijn er eigenlijk niet. Het Nedersaksisch is een min of meer samenhangende groep dialecten die verwantschap vertonen met de ‘Platduitse’ dialecten aan de andere kant van de grens. Ze verschillen van het standaard-Nederlands, maar of die verschillen groot genoeg zijn om van een taal te spreken, dat is een willekeurige kwestie.
Het geharrewar gaat dan ook vooral over geld. De provincies willen de erkenning omdat ze hopen op die manier meer geld uit Europa te krijgen. De minister wil de erkenning niet omdat deze ook allerlei (financiële) verplichtingen voor het Koninkrijk der Nederlanden met zich meebrengt. Daarnaast is het voor de provincies vooral ook een prestigekwestie: door te laten zien dat ze een ‘eigen taal’ hebben, kunnen ze beter verdedigen dat er een eigen bestuurslaag moet zijn, de provincie. Daarnaast heeft de erkenning ongetwijfeld voor sommige sprekers een emotionele waarde: de overheid kan er een gebaar mee maken naar een immaterieel erfgoed dat langzaam maar zeker aan het verdwijnen is.
Voor mij heeft het rumoer iets onverkwikkelijks: al die Kamerleden, gedeputeerden en anderen die zich nu zo hard inzetten voor het Nedersaksisch als ‘derde landstaal’, kunnen die zich niet beter voor een andere taal inzetten? Bijvoorbeeld voor die ene oer-Nederlandse taal die onmiskenbaar hemelsbreed verschilt van het Nederlands, waarvan de gebruikers veel meer behoefte hebben aan tolken en onderwijs en stimulans bij de omroep dan alle Nedersaksen bij elkaar? Een taal waarvan een door de overheid ingestelde commissie al in 1997 heeft geadviseerd om te komen tot erkenning?
Helaas, de Nederlandse Gebarentaal, daar lopen al die bestuurders niet warm voor: te weinig kiezers, te weinig direct politiek belang. Het rapport over wat écht de derde landstaal zou moeten worden, ligt al vijftien jaar ergens bij de minister in een la, zonder dat iemand zich erom lijkt te bekommeren.
Laat een reactie achter