Dezer dagen bezoek ik een Amerikaans congres over Germaanse talen. Het is een rare gewaarwording: inclusief het wachten op vliegvelden bijna 16 uur reizen vanuit Leiden en dan gaat de eerste lezing, van een groep Amerikaanse geleerden, over het dialect van Leiden en uitdrukkingen als dezer dagen.
Ik heb daar dan meteen ook wel iets geleerd: dat migratie ook in de late middeleeuwen al verantwoordelijk was voor de ‘verloedering’ van onze taal.
Mijn Amerikaanse collega Robert Howell is al een aantal jaar bezig dit te laten zien: de Nederlandse dialecten verloren tussen de dertiende en de vijftiende eeuw hun naamvalssysteem, in de eerste plaats in de steden die te maken hadden met grote migratiestromen. Vandaag lieten ze daarvoor overtuigende gegevens zien uit Brugge en Leiden.
Eerst iets over die naamvallen. Tot de dertiende eeuw moeten veel Nederlandse dialecten (over het Nederlands kun je op dat moment nog niet spreken) nog een systeem hebben gehad waarin onder andere lidwoorden en bijvoeglijk naamwooden naamval uitdrukten, min of meer zoals het Duits dat nu nog steeds doet:
de cleine man (nominatief), des cleinen mans (genitief), den cleinen man (datief), den cleinen man (accusatief)
de cleine vrouw (nominatief), der cleinen vrouw (genitief), der cleinen vrouw (datief), de cleine vrouw (accusatief)
In de late middeleeuwen trokken veel mensen vanuit het platteland ineens naar de stad. Het idee van Howell en zijn medewerkers is dat er daardoor sprekers van allerlei dialecten bij elkaar kwamen in die steden. Dat zou vereenvoudigingen veroorzaakt hebben in de grammatica, bijvoorbeeld omdat taallerende kinderen door alle variatie om hen heen in de war werden gebracht over wat het naamvalssysteem nou eigenlijk precies zou moeten zijn. Die kinderen grepen daarom terug op een nulhypothese: dat er helemaal geen naamvallen zijn.
De gegevens uit Brugge en Leiden bevestigen die gedachte op een verbluffende manier. Brugge was in 1300 al een grote stad en je vindt in manuscripten uit die stad op dat moment ook nog maar weinig naamvallen opgetekend, Leiden krijgt pas rond 1500 te maken met een toestroom die pas enkele decennia echt groot wordt. Het verdwijnen vam naamvallen in het taalgebruik houdt daarmee vrijwel gelijke tred.
Later moet dat nieuwe, naamvalsloze Nederlands zich ook naar buiten de steden zijn gaan verspreiden. Inmiddels heeft geen enkele Nederlandstalige nog naamvallen op lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden. Behalve dan in uitdrukkingen zoals dezer dagen.
Ben Hoogeboom zegt
Dan is de vraag natuurlijk: hoe komt het dat die naamvallen hier zijn verdwenen, maar in Duitsland zijn gebleven? Ze hadden daar toch ook wel ‘toestromen’? Of niet?
Marc van Oostendorp zegt
Precies diezelfde vraag stelde iemand hier ook na afloop van de lezing. Eerst antwoordden de sprekers nog dat er toch echt grote delen van Duitsland waren waar de naamvallen in het dialect ook verdwenen waren, maar de vragensteller wees toen op Wenen, waar hij kennelijk veel vanaf weet (dit is een congres over Germaanse talen) en waar dat toch niet gebeurd is. Het antwoord was toen dat de omstandigheden daar kennelijk anders zijn; met andere woorden: we weten het niet.
Anoniem zegt
"dat migratie ook in de late middeleeuwen al verantwoordelijk was voor de verloedering van onze taal". Het woord "ook" valt op. Het veronderstelt iets.
Wilt u zeggen dat migratie (die natuurlijk ook altijd heeft plaatsgevonden) altijd leidt tot taalverloedering en dat er dus niets aan te doen is (en dat we dus ook niets hoeven te doen)?
Uw stelling is op zich overigens aanvechtbaar. In uw antwoord aan Hoogeboom relativeert u de stelling zelf al. Het lijkt mij bovendien gewaagd om de verstedelijking zo een grote rol te laten spelen. Die verstedelijking was tot het einde van de 16e eeuw (Vlaamse immigratie)in Holland zeer kleinschalig. Brugge is een ander verhaal. Als de verstedelijking de oorzaak is, waarom zijn de naamvallen dan ook in alle andere dialecten weggevallen. In de rest van Nederland was zeker geen sprake van verstedelijking.
C. Heeres
Ramon zegt
Ik denk eerder dat de verdwijning te maken heeft met de toestroom van veel niet-germaans/nederlands sprekenden, al ken ik de statistieken niet.Dat zet vaak talen wel onder druk (Am. engels is ook anders dan Brits Engels). Of wellicht van NL sprekenden uit Vlaanderen waar naamvallen al verdwenen waren?
En in NL dialecten zijn toch nog wel naamvallen bekend?
Quirinius zegt
Maar, die naamvallen, zijn die ergens goed voor? In het Latijn wel omdat er betekenis in de naamval zit, maar in 't Duits en Nederlands kan je gewoon communiceren zonder die naamvallen te gebruiken; uitzonderingen daargelaten, blijft de betekenis van de zin hetzelfde.
Ik ben de man.
Ik sla de man.
Ik geef het de man.
Man, wat ben jij goed!
Allemaal zonder naamval (en zonder extra voorzetsels) en dat gaat prima. Alleen de genetivus heeft een beetje nut: het voorkomt het woord 'van'
Dus in plaats van verloedering zou ik zeggen "opschoning van de taal"…
Emmy zegt
Het Latijn heeft een veel vrijere woordvolgorde en dan zijn naamvallen heel belangrijk.
De Romeinen hebben vast ook wel fouten in de naamvallen gemaakt. En ook zonder naamvallen te gebruiken kun je nog wel communiceren.
Naamvalloze talen moeten dus een min of meer vaste woordvolgorde hebben.
Владимир Путин zegt
Haha im Deutschen deklinieren wir immer noch auf die selbe Weise, wie hier erklärt wird!