Op zeven mei jongstleden werd Nijmegen vereerd met een bezoek van Umberto Eco. Op grond van zijn verdiensten voor de Europese cultuur werd hem op die dag de Vrede van Nijmegen-penning uitgereikt. De institutie is nog jong: twee jaar geleden werd de eerste zogeheten penning verleend aan Jacques Delors, voormalig voorzitter van de Europese Commissie. In de publiciteit die aan het feestelijke gebeuren in de Stevenskerk is voorafgegaan, was een van de veel geciteerde uitspraken van Eco een uitspraak over vertalen. De Italiaanse semioticus en romancier noemt vertalen ‘de taal van Europa’.
Vast onderdeel van de colleges poëzieanalyse is het vertalen: door geen enkele andere oefening leer je zo goed hoe meervoudig poëzie gestructureerd is. In het recente juryrapport van de P.C. Hooft-prijs voor Tonnus Oosterhoff wordt zijn werk omschreven als poëzie die wil ‘laten zien hoe flexibel en dynamisch de taal is en hoeveel meer erin meespeelt dan enkelvoudige betekenis’. Een veeleisende versregel van Oosterhoff is bijvoorbeeld: ‘De raddraaier kan zich raadloos gedragen.’ Of van Lucebert: ‘nu komen ook de kooien van de poëzie / weer open voor het gedierte van miró’. Het succesvolle Erasmus-programma heeft gemaakt dat in verschillende jaren door studenten van elders in Europa aangedragen gedichten in een andere taal in onze werkcolleges naar het Nederlands werden vertaald.
Bij het belang dat de huidige universiteit aan internationalisering hecht, staat ook de optie van een buitenlandminor hoog op de prioriteitenlijst: onze Nederlandse studenten Nederlands maken dan de overgang mee van hun vanzelfsprekende moedertaal naar een van de ‘kleine talen’ in Europa. Zeer binnenkort gaat het verschil uitmaken waar in Nederland je Nederlands studeert! Nijmegen heeft gekozen voor een traditionele letterenfaculteit waar nog een brede scala van verschillende talen wordt gedoceerd.
Ook de regionale gebondenheid is voor Nijmegen belangrijk. Voor een tweejarige master Niederländisch-Deutsch: Literarisches Übersetzen und Kulturtransfer werken we samen met Nederlands in Münster en ik zie uit naar een artikel over de vertaling naar het Duits van het Gorter-gedicht van Lucebert ‘herman gorter op een eerste mei in de jaren tachtig’ als een van de eerste vruchten van die samenwerking. Voortzetting van het onderzoek van de literaire betrekkingen tussen Vlaanderen en Nederland, recent bekroond met het proefschrift van Floor van Renssen ‘Lezer, er zijn ook Belgen!’ Interactie tussen de Nederlandse en Vlaamse literatuur via literaire kritiek en uitgeverij (1980 – 1995) is een desideratum. Promotieprojecten die gaande zijn, zijn het onderzoek van Diane Butterman van de mogelijkheden en onmogelijkheden van de vertaling naar het Engels van de poëzie van Lucebert en het onderzoek van Tjerk de Reus van de ‘mythologische’ poetica van Ad den Besten waarbij de biografische invalshoek steeds belangrijker wordt, mede dankzij recente toegang tot een privé-archief.
Bij alle onderwijs over poëzie en literatuur is het streven steeds eerst technisch of vormelijk duidelijk te maken wat er in literatuur met taal gebeurt en in aansluiting daarop inhoudelijk of functioneel tenminste aan te duiden wat er in literatuur voor lezers te halen valt. Soms een beetje nadrukkelijk, niet te vaak natuurlijk. Uiteindelijk moeten de studenten hun eigen weg vinden.
Anja de Feijter, hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde, Radboud Universiteit Nijmegen
Ingrid Glorie zegt
Ik kende het citaat van Eco nog niet en ik ben benieuwd naar de context. Kan iemand me misschien vertellen waar het precies vandaan komt?
Ingrid Glorie zegt
O, kijk, met een beetje googelen kom je al een heel eind. Het citaat komt oorspronkelijk uit een lezing van Eco, opgenomen in "Dixièmes assises de la traduction littéraire (Arles 1993)" (Atlas/Actes Sud, 1994).