Verschillende media brachten de afgelopen dagen verslag uit van het nieuwe Eurobarometer-onderzoek naar de beheersing van en belangstelling voor vreemde talen in Europa. (Dat rapport bestaat in het Duits, Engels en Frans.)
De meeste bevindingen in het rapport zijn weinig opmerkelijk, zeker voor wie de eerdere editie uit 2005 kende, en al helemaal voor iemand die vooral geïnteresseerd in de Nederlandse gegevens. Het Engels is voor de meeste Europeanen de belangrijkste vreemde taal, 94% van de Nederlanders beweert dat hij in staat is om een conversatie in minstens één vreemde taal te houden en 37% beweert dat hij dat ‘minstens in drie vreemde talen’ kan.
Het opmerkelijkste feit kreeg voor zover ik dat kan zien tot nu toe geen aandacht:
Nederland is het enige land waar het percentage respondenten vóór gelijke berechtiging van alle talen die in de Europese Unie gesproken worden aanzienlijk onder het Europese gemiddelde ligt, aangezien 56% het ermee eens is, en 39% niet.
(Les Pays-Bas sont le seul pays où la proportion de répondants qui sont en faveur d’un traitement égal de toutes les langues parlées dans l’UE est nettement inférieure à la moyenne européenne, puisque 56% sont d’accord et 39% ne sont pas d’accord avec cette affirmation.)
Slechts een kleine minderheid van de Nederlanders is voor gelijke berechtiging van alle Europese talen. Binnen Europa ligt het gemiddelde op 89%, dus echt aanmerkelijk hoger.
Waar komt dat lage cijfer bij ons vandaan? Het heeft misschien te maken met de praktische taalopvatting die Nederlanders hebben en waar de Tilburgse hoogleraar Guus Extra vorig jaar nog in zijn afscheidsrede een uitgebreid overzicht van heeft gegeven. Nederlanders houden niet van meertaligheid, zegt Extra, en zijn bereid daarvoor hun eigen taal zo snel mogelijk op te geven. Onder Australische migranten zijn (of waren) Nederlandse gezinnen bijvoorbeeld de eersten die besloten om thuis alleen Engels te spreken – vaak al in de eerste generatie. Ook is er geen groep in Australië die zo weinig waarde hecht aan onderwijs in de eigen taal op school als juist de Nederlanders.
Een ander voorbeeld is natuurlijk de veelbesproken klacht van buitenlanders dat het zo moeilijk is om Nederlands te leren omdat Nederlanders zodra ze maar een spoortje van een accent horen, overschakelen op het Engels. Dat alles verklaart waarschijnlijk ook de politieke houding die er in de Eurobarometer naar voren komt: meer dan andere Europeanen zijn wij geneigd om al dat vasthouden aan de eigen taal maar onzin te vinden, en geldverspilling bovendien.
Een van de dieper liggende oorzaken is dat Nederlanders niet kunnen omgaan met diversiteit. Dat er verschillende talen zijn, beschouwen Nederlanders in wezen als een enorm probleem, zoals het ook een probleem is dat er verschillende opinies zijn over willekeurige kwesties. De consensus moet liever niet doorbroken worden. Het eigenaardige van de Nederlander is nu dat hij dan geneigd is om en masse achter wat hij eenmaal als ‘de standaard’ ziet aan te lopen, of dat nu Windows is, of neoliberalisme, of het Engels. Er wordt daarbij geen speciale waarde gehecht aan die standaard zelf – dat is denk ik het verschil met de Franse houding tegenover variatie, waar je toch altijd een beetje onder voelt dat het Frans toch wel de logische, universele etc. taal bij uitstek is. Ik durf te voorspellen dat als China over vijftig jaar de wereldeconomie domineert er nergens zo vlijtig Chinees wordt geleerd als in Nederland.
Maar rechten voor andere talen horen dus niet bij dat wereldbeeld. Nederlanders willen ook geen speciale rechten voor het Nederlands, en ze begrijpen niet dat anderen zoiets wel willen. (Vandaar dat Nederlanders dus veel minder voor gelijke rechten zijn dan Engelsen, die juist veel gehechter zijn aan hun eigen specifieke taal.)
We moeten natuurlijk ook weer niet overdrijven in dit soort generalisaties, een meerderheid van de Nederlanders vindt nog steeds wel dat alle talen gelijke rechten moeten hebben. En verder vind ik het moeilijk om een eenduidig oordeel te vellen over de zojuist geschetste houding: er zijn evidente nadelen aan het onvermogen om met diversiteit om te gaan (de verstikkende consensuscultuur, het eindeloze vergaderen, het onbegrip tegenover buitenlanders die hun eigen taal willen houden en onze taal willen leren, de manier waarop we met onze rug naar Frankrijk en Duitsland enz. zijn gaan staan ten gunste van het Angelsaksische gebied); tegelijk is die pragmatische, totaal onemotionele houding tegenover taal naar mijn overtuiging een deel van de verklaring waarom de wetenschappelijkere vormen van taalwetenschap in Nederland al zo lang relatief succesvol zijn (en nooit echt hebben hoeven vechten tegen een lokale filologische traditie). En dat laatste beschouw ik natuurlijk weer als een groot goed.
Anoniem zegt
Vraag: waarom is dit rapport niet ook in het Nederlands opgesteld?
Opmerking: niet kunnen omgaan met diversiteit als een van de dieper liggend oorzaken? Kan nooit een belangrijke oorzaak zijn. Kunnen de inwoners van andere landen beter met diversiteit overweg?
Belangrijker is dat Nederlanders geen achting voor hun eigen cultuur hebben. Waarom? Lafheid. Altijd wegduiken voor een uitdaging. Ik moet er wel bij zeggen dat deze houding afkomstig is van de bovenlaag in de Nederlandse samenleving en al heel lang bestaat.
C. Heeres