Tussen hoop en vrees is een van de werktitels van het boek waaraan ik in deze maanden de laatste hand leg. Die titel past bij het object ervan: de Nederlandse literatuur van de veertiende eeuw, die zich bewoog tussen die beide polen. Maar dat tussen hoop en vrees geldt wat mij betreft evenzeer op meta-niveau, en het besef daarvan klemt des te sterker omdat dit mijn laatste boek gaat worden, op zijn minst in dit genre.
Ik begin maar met de hoop:
-
dat het boek een synthese gaat bieden van heel veel disparate vakwetenschap, plus nieuwe inzichten;
-
dat het mijn vak verbindt met vele andere disciplines, van mediëvistiek tot en met economie en sociologie;
- dat het een kampvuur wordt waar kenners en leken zich aan kunnen warmen;
- en ook een boek voor beide hersenhelften: analyse en emotie.
Maar dan de vrees:dat het een wetenschappelijk vak bedient, de medioneerlandistiek, dat als studierichting weldra exit is;
-
het gaat over literatuur – een fenomeen dat vandaag de dag alleen maar minder belangrijk wordt;
-
het wordt een dik boek, en daarin hebben steeds minder mensen appetijt;
-
het is in het Nederlands geschreven – een taal van slinkend (wetenschappelijk) belang.
Toch maar weer vroeg op, morgen, vol goede moed. Want zoals anarchist en activist Gramsci zei: “de kunst is om het pessimisme van de rede te overwinnen met het optimisme van de wil”.
Online zou zich hieraan trouwens een interessante lezerspoll laten verbinden: “Welk van beide scenario’s acht u het meest waarschijnlijk?”
Met in de kleine lettertjes: resultaten in het verleden behaald, bieden geen garantie voor de toekomst.
Frits van Oostrom, Universiteitshoogleraar, Utrecht.
Frits van Oostrom, Universiteitshoogleraar, Utrecht.
Laat een reactie achter