Sommige mensen hebben zorgen over het voortbestaan van onze taal. Het lijkt me dat deze zorgen vooral komen van notoire tobbers die zich plegen op te winden over het voortbestaan van het heelal, de aarde of de menselijke soort. Soms hebben dit soort mensen de wind mee want dan raken de energievoorraden op (Club van Rome), warmt de aarde op (Klimaatpanel) of lijdt de mensheid aan ernstige epidemieën (de grieppandemie). Er is inderdaad veel reden om te tobben want het deugt natuurlijk allemaal niet. Maar voorlopig zie ik niet in waarom een mens zich ongerust zou maken over het Nederlands, want dat is een vitale taal die eerder groeit dan krimpt en die voldoende dynamisch is om zich in veranderende omstandigheden te handhaven. Mensen die zich ongerust maken over een taal als het Nederlands zijn meestal mensen die zich opwinden over ’taalfouten’, over de veronderstelde slechte beheersing van die taal of over taalveranderingen. Het oprukken van constructies als ‘hun hebben’, ‘hij heb’, ‘jij kan’ of ‘een hele mooie auto’ is in meer of mindere mate een doorn in het oog van de normatieve taalbeschouwer en die ziet deze verschijnselen dan ook als tekenen van taalverloedering, als de aankondiging van het armageddon van onze taal. Toen ik laatst in het tijdschrift Onze Taal enthousiast schreef dat nooit eerder zoveel mensen onze taal schreven, kwam daar onmiddellijk een zure reactie van René Appel overheen die constateerde dat nog nooit zoveel mensen slecht Nederlands schreven. De noodklok wordt geluid en de zandzakken liggen klaar. Normatieve prietpraat vanuit een elitair perspectief dat er vanuit gaat dat de taal van nu, en nog liever die van vroeger, goed is, zonder daar overigens één argument voor te hebben. Maar ik verzeker u dat onze taal sterk genoeg is om zich weinig van azijnzeikers aan te trekken en voort te gaan in een ontwikkeling die het Nederlands levend en dynamisch houdt.
Een veel serieuzere vraag is of in 2032 de Neerlandistiek nog bestaat. Wat mij betreft niet, maar gelukkig ga ik daar niet over. De term Neerlandistiek is een verzamelterm voor een aantal vakken die weinig met elkaar te maken hebben: de bestudering van onze taal, de studie van literaire producten in onze taal en de beheersing van onze taal – dat laatste op zichzelf al een ratjetoe van vakken en vaardigheden: pragmatiek, argumentatieleer, goed schrijven, retorica etc. Door wetenschappelijke specialisatie zijn deze vakken geheel uit elkaar gegroeid en is de taal en niet het vak de belangrijkste gemene deler van de Neerlandistiek. Vanuit dat perspectief zouden ook Nederlands recht, Nederlandse volkscultuur of vaderlandse geschiedenis bij de Neerlandistiek kunnen worden ondergebracht. Als er ooit nog eens een moment zou komen waarop men de indeling van de werkelijkheid gaat heroverwegen, dan zou ik de Neerlandistiek graag voordragen als kandidaat voor opdeling en herverkaveling.
Ik acht de kans echter buitengewoon klein dat zoiets zou kunnen gebeuren want ik heb niet de indruk dat veel mensen zich zorgen maken over de multi-disciplinaire aard van de Nederlandistiek. Erg dringend is het ook niet, want ook nu gaan de taalkundigen van het Nederlands in hun werk vooral om met algemeen taalkundigen of taalkundigen die een andere taal bestuderen. Kortom, het vak Nederlands bestaat niet, maar de Neerlandistiek gaat vrolijk verder en zal ook in 2032 bestaan. En dat is goed, want dan is er nog steeds plaats voor Neder-L.
Hans Bennis, directeur Meertens Instituut
Laat een reactie achter