Het laatste college, dat voor de gelegenheid drie uur duurde in plaats van twee, bestond uit korte lezingen van tien minuten van studenten die zelf een onderzoekje hadden gedaan op het gebied van persoonlijke voornaamwoorden van vooral de tweede persoon. Het Nederlands maakt veel gebruik van de tweede persoon en soms op een zeer speciale manier. Mijn sportinstructrice zegt sinds een half jaar steeds dingen als “Jouw heupen zijn recht boven jouw voeten”, “Span jouw buik aan” en “Jouw hoofd is in het verlengde van jouw romp”. Ze spreekt dan tegen de hele zaal, niet specifiek tegen mij. In het begin had ik de neiging om terug te mompelen: “Ja, wie z’n buik anders?” Maar jewent er heel snel aan.
Laat een reactie achter