Call for Papers
Het tweejaarlijkse Cross-Over congres benadert de letterkundige neerlandistiek vanuit een transhistorisch en interdisciplinair perspectief. Dit jaar willen we de deelnemers van Cross-Over uitdagen om vragen te stellen bij de verschillende grenzen waarmee zij tijdens hun onderzoek worden geconfronteerd. Dienen de grenzen van de literatuur een eigen onderzoeksveld te vormen, dienen zij helemaal te worden opgeheven, of is er juist behoefte om het terrein van de literatuur en de literatuurwetenschap verder of opnieuw af te bakenen? Wat gebeurt er bijvoorbeeld met onze perceptie van de Nederlandse literatuur als we die als een globaal verschijnsel gaan beschouwen (“Global Dutch”)? Hoe kunnen we spreken van interdisciplinariteit als we het literaire veld als zodanig voor onszelf nog niet duidelijk hebben afgebakend? Gaat literatuur “over grenzen” zodra literaire en maatschappelijke discoursen elkaar lijken te overlappen? In hoeverre is economische taal bijvoorbeeld “literair” te noemen en beschikt literaire taal over “economische” kenmerken? In hoeverre doen moderne media de grenzen tussen woord en beeld vervagen en hoe beïnvloedt die ontwikkeling onze perceptie van literatuur?
Aan de hand van deze vragen willen we deelnemers aan Cross-Over kritisch laten nadenken over de grenzen van de literatuur en van de literatuurwetenschap. Dit kan gebeuren aan de hand van de hieronder beschreven thema’s. Elk van deze thema’s kan zowel op historische als op moderne literaire teksten worden toegepast.
Auteurschapenautoriteit
De rol van de auteur in de betekenisgeving van teksten is in het verleden regelmatig het middelpunt geweest van felle literatuurwetenschappelijke polemieken. Zeer bekend is natuurlijk de these van Roland Barthes, die met het doodverklaren van de auteur diens autoriteit overdroeg aan de lezer. Twee jaar later schreef Foucault zijn toonaangevende artikel “Qu’est-ce qu’un auteur?”, waarin de aandacht verschuift naar de auteur als de functie van een discours. Meer recent is onder de noemer “career criticism” een meer institutionele benadering van auteurschap geïntroduceerd. Hierbij is er veel aandacht voor persoonlijke motieven van de auteur en diens drang tot zelfpositionering, maar worden tegelijkertijd vragen gesteld over literaire systemen als zodanig. Ook voor de neerlandistiek – waar de “dood van de auteur” bij onderzoekers wellicht minder weerklank heeft gevonden dan in andere disciplines – zijn er voldoende redenen om het onderzoeksobject “auteur” met een zekere kritische distantie opnieuw te bekijken. In deze sessie zal dan ook de nadruk liggen op de verschillende betekenissen die we als onderzoeker toekennen aan “auteurschap” en in hoeverre die betekenissen afhankelijk zijn van de historische bepaaldheid van de teksten en oeuvres die we bestuderen. Hoe definiëren we “de auteur”? Hoe verleent auteurschap autoriteit aan teksten en hoe verhoudt die functie zich tot die van de lezer als betekenisgevende instantie? Welke toepassingsmogelijkheden zien we voor de neerlandistiek ten aanzien van de ervaringen die internationaal door onderzoekers binnen “career criticism” zijn opgedaan?
GlobalDutch/Nederlandsbuitengaats
In deze sessie willen we ons afvragen welke internationale uitstraling de Nederlandse literatuur had en nog heeft. Er zijn bijvoorbeeld vertalingen, adaptaties en intermediale bewerkingen van teksten uit Nederland en Vlaanderen in anderstalige literaturen. Er kan aandacht besteed worden aan de veelzijdige intersystemische dialoog waarin de Nederlandse literatuur een belangrijk aandeel heeft. Uiteenlopende fenomenen zoals koloniale en postkoloniale literatuur, literair-institutionele contacten tussen kolonie en vaderland, het functioneren van Nederlandstalige literaire teksten en auteurs in anderstalige literaturen (receptie en vertaling), intertekstuele relaties tussen Nederlandse literatuur en andere literaturen, adaptaties van Nederlandse literaire teksten in andere taalgebieden en intermediale bewerkingen van literatuur (zoals in film en theater). De opzet van de sessie is een licht te werpen op de mate waarin over de Nederlandse literatuur in termen van GlobalDutch kan worden gesproken.
Autonomiseringvan deliteratuur
Traditioneellaat mende geschiedenisvan hetmoderneliteratuurconcept– literatuurals ‘belleslettres’,als eenrelatief autonoomsysteem vanteksten diein deeerste plaatseen esthetischeen nieteen ideologische,politieke ofreligieuzefunctie hebben,en diedaarenbovenontstaan engewaardeerdworden inautonomeliteraireinstituties – niet vroegerdan inde tweedehelft vande achttiendeeeuw beginnen.In dattijdsgewrichtwijzen schrijverser voorhet eerstin groteregetale opdat deteksten diezij produceren,indien nietuitsluitend dantoch primair,literairepretentieshebben. Insamenhang daarmeeontstaat indeze periodeook eenmaatschappelijkgelegitimeerdeorganisatievormwaarin dediscursievefenomenen diemen onderhet begrip‘literatuur’ samen neemteen eigenplaats krijgenin watBourdieu metbetrekking totde negentiendeeeuw ‘hetliteraire veld’heeft genoemd.De voorbijejaren gaaninternationaalevenwel heelwat stemmenop omook devoorgeschiedenisvan dezecomplexeontwikkeling inkaart tebrengen ennauwkeuriger nate gaanwelke ‘literairefeiten’ hebbengefungeerd alsmogelijkheidsvoorwaardenvoor datveld inwording.Voorbeelden vandergelijke feitenzijn:verschuivingen indeconceptualiseringvan derol vande auteur,transhistorischeontwikkelingenmet betrekkingtot deperceptie vanfictie enretoriek, deintroductie vannieuwe genresen tekstsoorten,maar ookde opkomstvan materiëleen andereinfrastructureleverschijnselendie opeen zichontwikkelendliterair systeemwijzen. Indeze sessiewillen weonderzoeksvoorstellenbehandelen dieaan dehand vaneen concretegevalstudie eenbijdrage kunnenleveren aande langegeschiedenis vande geleidelijkeautonomiseringvan onsliteratuurconcept,van delate Middeleeuwentot vandaag.
Literatuuren cognitie
In de recente literatuurwetenschap neemt de aandacht voor de cognitieve, evolutionaire en neurologische aspecten van (het lezen van) literatuur toe. Literatuur wordt gezien als het product van de dynamische interactie tussen een tekst en een informatieverwerkend brein of een lichamelijk verankerd systeem van betekenistoekenning. Hoe literatuur eruitziet, is in die optiek niet enkel bepaald door culturele condities, maar ook door biologische en mentale factoren. Zo begrijpen we personages, settings en plot in een literair werk dankzij de mentale schemata die we als mens en als lezer verworven hebben. De vorming van literaire metaforen kan verbonden worden met denkprocessen en met de manier waarop mensen de werkelijkheid ‘belichamen’. Linguïstische patronen in gedichten kunnen aan de hand van de cognitieve stilistiek gekoppeld worden aan cognitieve effecten. Het bewustzijn van vertellers en personages kan, ten slotte, preciezer beschreven worden als men een beroep doet op inzichten uit de cognitiewetenschappen. In deze sessie willen we de cognitieve benadering in brede zin centraal stellen: voorstellen kunnen gaan over bewustzijn in literaire teksten, over een concrete toepassing van cognitieve stilistiek, cognitieve narratologie, evolutionaire literatuurwetenschap, over literatuur en het brein.
Literatuuren debeeldendekunsten
De raakvlakken tussen literatuur en de beeldende kunsten zijn talrijk en divers. Beide media kunnen bewust door de kunstenaar met elkaar in verband gebracht worden. Dit is het geval bij de omzetting van een medium in een ander (bv. in de verbeelding van een literair werk in een schilderij of de beschrijving van een schilderij in woorden) of bij de combinatie van woord en beeld in bijvoorbeeld middeleeuwse handschriften. Deze vormen van intermedialiteit zijn vaak het gevolg van een bijzondere band van de kunstenaar met zowel de literatuur als de beeldende kunsten. We kunnen hier denken aan dubbelkunstenaars, aan nauwe contacten tussen schrijvers en beeldende kunstenaars of aan een interesse van een auteur voor de beeldende kunsten of van een beeldend kunstenaar voor de literatuur. Overeenkomsten tussen literaire en beeldende kunstwerken kunnen daarnaast ook transmediaal zijn en het gevolg van het feit dat ze bijvoorbeeld in een zelfde periode ontstonden of dat er een vergelijkbaar wereldbeeld aan ten grondslag ligt. Raakvlakken uiten zich in dat geval onder andere op het vlak van thema’s, motieven en overtuigingsstrategieën.
Alle voornoemde raakvlakken tussen literatuur en de beeldende kunsten kunnen in deze sessie aan bod komen. Sprekers worden daarbij in het bijzonder uitgenodigd om aandacht te schenken aan een aantal recente aandachtspunten binnen het onderzoek, zoals de betekenis van de materialiteit van kunstwerken en de invloed van elektronische en digitale media op woord-beeldverhoudingen.
Literatuuren economie
In deze sessie zullen verschillende vormen van verwevenheid van economie en literatuur aan de orde komen. Enerzijds gaat het hierbij om de institutionele verbondenheid van beide velden en het ontstaan van het moderne literaire bedrijf. Zo kan de opkomst van de roman niet los gezien worden van de stormachtige ontwikkelingen op het gebied van handel en commercie in dezelfde periode (18de en 19de eeuw). Anderzijds gaat het in deze sessie om de verwevenheid van literaire en economische discoursen. Dit is het onderzoeksveld van een nieuwe stroming binnen de cultuurwetenschap die ook wel als “economic criticism” wordt aangeduid. De taal van de economie is bijvoorbeeld in hoge mate ‘literair’ te noemen en economen maken regelmatig gebruik van dezelfde retorische stijlmiddelen als auteurs van literaire werken. Omgekeerd kunnen we de vraag stellen in hoeverre er vanaf de moderne tijd wellicht ook sprake is van een “economisering” van het literaire discours. In hoeverre conformeren literaire teksten zich aan de taal van het moderne kapitalisme en in hoeverre bood en biedt de literatuur ook ruimte voor een kritische reflectie op (recente) economische ontwikkelingen?
Literatuuren ruimte
De representatie van ruimte in de literatuur heeft de laatste jaren in de literatuurwetenschap veel aandacht gekregen. In de neerlandistiek bleef dit themaveld nog wat onderbelicht. In deze sessie zal vooral gekeken worden naar de relatie tussen literatuur en de ruimtelijke wetenschap. Hoe geeft literatuur betekenis aan bepaalde fysieke ruimten door ze niet alleen te beschrijven maar vooral ook te vullen met betekenissen? In de vroegmoderne tijd speelden literaire teksten bijvoorbeeld een belangrijke rol in het ontstaan van beschrijvingsmodellen van bepaalde topografische ruimten, zoals de stad in het genre van het stedenlof. Tegelijkertijd ontstond er – parallel met de beeldende kunst – een steeds grotere belangstelling voor een meer feitelijke beschrijving van ruimten en voor de verschillende perspectieven van waarneming die op die beschrijvingen kunnen worden toegepast. Een relatie die binnen dit thema dan ook zeker aan de orde zal komen is die tussen literatuur en urbaniteit. Hier gaat het om de vraag in hoeverre de literatuur, van de middeleeuwen tot heden, niet alleen fysieke ruimtes beschrijft, maar de stad ook als een culturele, sociale en economische ruimte onderzoekt en de lezer confronteert met de spanningen tussen verschillende ruimten die in de stad samenkomen en die ook bepalend lijken voor de moderne beleving van urbaniteit en het samenleven in de stad.
Praktisch
De organisatie van Cross-Over 2013 is in handen van de Vakgroep Letterkunde (Afdeling Nederlands) van de Universiteit Gent in samenwerking met de Onderzoekschool Literatuurwetenschap.
Net als vorige jaren werken we met pre-papers die de deelnemers tijdens parallelle sessies kort voorstellen. We voorzien ruim tijd voor discussie. Sprekers worden aangemoedigd om na te denken over de algemene, theoretische en methodologische implicaties van de eventuele casussen die ze in hun paper behandelen. De sessies zullen zo veel mogelijk transhistorisch worden samengesteld.
We ontvangen voorstellen voor bijdragen van ongeveer 300 woorden graag vóór 1 september 2012 via crossover2013@ugent.be.Gelieveaantegeveninwelkevandehierbovenbeschreventhematischesessiesuuwbijdragewensttepresenteren.
Geïnteresseerden vernemen begin oktober of hun voorstel is aanvaard. Op datzelfde moment verschijnt het definitieve programma van Cross-over 2013 ook op de website van het congres: www.crossover2013.ugent.be.Sprekerszullenverzochtwordenomhunpre-paperseenmaandopvoorhand(tegen8januari)aandeorganisatorentebezorgen.
Keynote sprekers
Hanneke Grootenboer (University of Oxford)
Eric Schliesser (Universiteit Gent)
Wetenschappelijk Comité
Lars Bernaerts (Universiteit Gent/Vrije Universiteit Brussel)
Youri Desplenter (Universiteit Gent)
Jeroen Dewulf (University of California, Berkeley)
Lotte Jensen (Radboud Universiteit Nijmegen)
Maria Leuker (Universität zu Köln)
Jürgen Pieters (Universiteit Gent)
Saskia Pieterse (Universiteit Utrecht)
Erik Spinoy (Universiteit Luik)
Yves T’Sjoen (Universiteit Gent)
Thomas Vaessens (Universiteit van Amsterdam)
Hans Vandevoorde (Vrije Universiteit Brussel)
Marc Van Vaeck (Katholieke Universiteit Leuven)
Bart Vervaeck (Universiteit Gent)
Coördinatie
Hans Demeyer (Universiteit Gent)
Kornee van der Haven (Universiteit Gent)
Samuel Mareel (Universiteit Gent)
Carl De Strycker (Universiteit Gent)
Laat een reactie achter