De afgelopen dagen heb ik enkele van mijn belangrijke bezwaren tegen de nieuwe Schrijfwijzer geïllustreerd aan de hand van een paar video’s op de Schrijfwijzer-website: Renkema propageert een ouderwetse norm, hij biedt steun aan mensen die geen steun verdienen (bijvoorbeeld omdat ze schrijvers van rouwberichten uitlachen), en hij legt de regels onnodig onduidelijk en onjuist uit.
Ook Renkema heeft zelf gereageerd, zij het vooralsnog alleen via Twitter. Ik hoop dat hij het ook nog uitvoeriger wil doen, Neder-L staat voor hem open, maar hij kan het natuurlijk ook doen op zijn eigen website.
Liever geen discussie
Niet problematisch
Ik ben bang dat die andere sites soms echt wel iets te melden hebben wat Renkema mist. Neem bijvoorbeeld de kwestie van het woordgeslacht. Is woord X een de-woord of een het-woord? Dit is wat Renkema erover zegt:
De regels voor de of het zijn helaas niet altijd duidelijk, en vaak is een woordenboek nodig om vast te stellen of een woord mannelijk of vrouwelijk is.
De Taalunie zegt precies het omgekeerde:
Het woordgeslacht van de meeste woorden is niet problematisch.
Het standpunt van de Taalunie lijkt me juist. Sprekers (moedertaalsprekers, want over hen hebben we het) hebben voor de meeste woorden helemaal geen probleem met vast te stellen of ze de of het als lidwoord dragen en zijn ook helemaal niet op zoek naar regels dienaangaande.
Helderder
Dat is maar goed ook, want de regels die Renkema wil hebben zijn niet zozeer ‘onduidelijk’, ze bestaan simpelweg niet. Je moet voor vrijwel ieder woord uit je hoofd leren welk woordgeslacht ze hebben. Er zijn een aantal gevallen waarover onzekerheid kan bestaan – er is een handjevol notoire probleemgevallen (afval), en ook die worden bij de Taalunie helderder behandeld dan bij Renkema.
De komende dagen even wat anders, hier op Neder-L. Zaterdag gaan we weer verder.
coen zegt
Volgens de Schrijfwijzer is het 'iets…wat'.
Marc van Oostendorp zegt
Waarvan akte! (Volgens mijn taalgevoel eigenlijk ook: verschrijving.)
puntnl zegt
De stelling van de Taalunie en Renkema's stelling sluiten elkaar niet uit omdat ze (heel subtiel) over iets anders gaan. De taalunie schrijft dat "de" (m/v) versus "het" (o) niet problematisch is. Voor moedertaalsprekers is dat inderdaad vaak niet problematisch omdat je domweg de combinatie lidwoord + zelfst. nw. uit je hoofd hebt geleerd.
Renkema heeft 't echter over het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk en niet over onzijdig. De zin die hij schrijft komt een beetje verwarrend over. Je denkt snel dat hij het ook over "de" versus "het" heeft, maar hij bedoelt dat je mannelijk versus vrouwelijk echt in een woordenboek moet opzoeken.
Mannelijk versus vrouwelijk is wel degelijk "problematisch". Denk aan de lastige zijn/haar-discussie:
http://www.onzetaal.nl/taaladvies/advies/verwijswoorden
Marc van Oostendorp zegt
Ah ja, ik vermoed dat je gelijk hebt. Overigens blijft het een kwestie van uit je hoofd leren en niet van al dan niet onduidelijke regels.
Ik heb wel ooit op school het ook door Renkema genoemde rijtje -ing, -heid, -nis, -schap, -de, -te, -ij, -st ('behalve dienst') uit mijn hoofd geleerd: woorden die daarop eindigen zijn vrouwelijk. Wat men er toen niet bij vertelde: dat zijn allemaal uitgangen die van een bijvoeglijk een zelfstandig naamwoord maken. Ook in andere talen die ik ken met een onderscheid mannelijk/vrouwelijk (Duits, Romaanse talen, Grieks) hebben dat soort uitgangen een voorkeur voor vrouwelijk, ik weet niet waar dat zo is.
puntnl zegt
De regel dat die uitgangen van een bijvoeglijk naamwoord een zelfstandig naamwoord maken, kende ik niet. Dat hadden ze mij ook mogen vertellen 😉
In de toekomst speelt deze discussie waarschijnlijk niet meer. Het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk voegt nauwelijks iets toe en zelfs onzijdige woorden lijken in de verre toekomst uit te sterven (de bekende "waar is de meisje"-discussie).
Vooralsnog is het domweg het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk uit je hoofd leren. Ik heb 't gevoel dat basisscholen hier geen aandacht aan besteden en 't alleen over de- en het-woorden hebben.
Gaston Dorren zegt
Een regel waar de meeste bekwame eerstetaalsprekers hun hele leven moeite mee houden en die ze al sprekend, bij gebrek aan een woordenboek, niet goed kunnen toepassen, is een op sterven na dode regel die hard toe is aan euthanasie. Dat geldt voor het beruchte hen-hunverschil en dat geldt (in Nederland toch) evenzeer voor het verschil tussen het mannelijke en vrouwelijke woordgeslacht. Renkema is kennelijk een van de invloedrijke conservatieven die deze regels hun zachte dood niet gunnen, en ons, taalgebruikers, opzadelen met de angst dat er ergens een taalgod is die fronsend neerziet op onze taalzondes. Welnu: die taalgod, dat is hijzelf, en alleen zijn gelovigen fronsen mee.
Gert de Jager zegt
Het geval ‘iets wat’ is wat mij betreft een mooi voorbeeld van de invloed die Schrijfwijzers en stijlboeken kunnen hebben. Voor mijn taalgevoel, gevormd in de jaren zestig, bestaat er een onderscheid tussen ‘iets dat’ en ‘iets wat’. Het onbepaald voornaamwoord ‘iets’ kan verwijzen naar iets waarvan we allemaal weten wat het is. In dat geval gebruike men ‘iets dat’. Als ik het me goed herinner – ik heb geen naslagwerken bij de hand, ook de Schrijfwijzer niet trouwens – honoreert alleen de ANS nog zo’n verschil, zij het met enige moeite.
In romans uit de jaren zeventig en tachtig kom je ‘iets dat’ regelmatig tegen, ook – of misschien wel: juist – bij zorgvuldige stilisten. Daarna verdwijnt ‘iets dat’ volgens mij uit de schrijftaal. Ik kan dat alleen maar wijten aan de invloed die Renkema en anderen zijn gaan uitoefenen: wie advies geeft, probeert zo eenduidig mogelijk te zijn en uit te gaan van een simpele norm. ‘Iets’ is een onbepaald voornaamwoord. Klaar. Of Renkema nu een conservatief is of niet – als eenvoudige taalgebruiker sta je af en toe obsoleet rond te kijken.
Maarten van der Meer zegt
Tja, het woordgeslacht. Ik zat laatst nog te dubben over 'een familie die zijn/haar naam verandert'.
Ik weet wel dat de Renkema's van deze wereld hier 'haar' voorschrijven, maar dat klinkt gewoon zo onnatuurlijk. Vrouwelijk zijn voor mij uitsluitend woorden die een vrouwelijke persoon aanduiden. (Bij vrouwelijke dieraanduidingen zit hier een soort gat in de taal: 'De koe en zijn uiers' klinkt vreemd, maar 'de koe en haar uiers' ook.)
Ik heb me toch maar geconformeerd en 'haar naam' geschreven. Overigens denk ik dat ik in de spreektaal eerder 'een familie die hun naam verandert' zou zeggen.
Anoniem zegt
Wat is precies het verschil tussen "niet altijd duidelijk" en "niet problematisch"? Ik zie dat niet als tegenstelling.
Maria Thomas-Franssens zegt
Volgens mij hangt het er ook vanaf waar je opgegroeid bent welk lidwoord je – makkelijker/eerder – gebruikt. Als in je dialect 'de' gebruikt wordt waar eigenlijk 'het' hoort (of andersom) heb je daar soms ook moeilijkheden mee in 'gewoon' Nederlands. Mensen wiens moedertaal een andere is dan Nederlands hebben ook de neiging om 'de', of in sommige gevallen 'die', te zeggen – soms omdat er in hun taal maar één lidwoord is. Wat betreft dat en wat: dat hangt van de zin af. Op sommige plaatsen hoort echt geen 'wat'. Het zou journalisten die in kranten of voor TV/radio schrijven sieren als ze tenminste de moeite zouden nemen om het juiste woord te gebruiken. Het zou ook helpen dat er niet aan de taal geknoeid werd; nu is het voor sommige mensen zo moeilijk om bv. het juiste meervoud te vinden dat ze het altíjd maar met een tussen-n schrijven. Ik vind het trouwens veel erger dat er in kranten en boeken tegenwoordig zoveel fouten staan dan dat er in een rouwadvertentie een foute constructie staat. En ja, brieven van de gemeente met fouten, dat kan eigenlijk ook niet. Maar begin deze week hebben wij er ook een gekregen met een dt-fout en een meervoud waar het niet hoort. Door al deze invloeden – en, laten we zeggen, niet altijd goed taalonderwijs – vind ik het zelf ook moeilijker om correct Nederlands te schrijven.
puntnl zegt
@Anoniem:
Ik denk dat je 't zo moet zien:
"niet altijd duidelijk" is hetzelfde als "soms onduidelijk". "Niet problematisch" moet je lezen als "levert geen problemen op". Bovendien neem ik hier impliciet aan dat onduidelijkheid (over de taalregels) problemen oplevert (over het taalgebruik).
Dus "soms onduidelijk" levert "soms problemen op". Dan kun je concluderen dat "niet altijd duidelijk" hetzelfde als "soms problematisch" is (of in ieder geval impliceert).
Strikt gezien is "soms problematisch" niet hetzelfde als "niet problematisch" maar de overlap is wel groot. In de meeste gevallen is "soms problematisch" gewoon "niet problematisch". Dus ja, 't is geen echte tegenstelling maar in de meeste gevallen is die tegenstelling er wel.
Ik hoop dat je m'n redenatie snapt; ik moest 'em nog een paar keer lezen 😉
Wim/Yogya zegt
Volgens mij is de opvatting dat 'woordgeslacht' uitsluitend zou slaan op de/het te beperkt. Daar zit inderdaad voor moedertaalsprekers geen probleem. Maar wel bij het woordgeslacht dat dicteert (?) of een woord met mannelijke of vrouwelijke verwijswoorden moet worden aangeduid. Als de Taalunie beweert dat daar geen probleem schuilt, dan hebben ze (mag dat?: de Taalunie > hebben ZE) het mis. Als (eind)redacteur bij het NOS-Journaal had ik er juist altijd heel veel problemen mee. Kies je voor 'gewoon klinkende spreektaal' of voor 'grammaticaal correcte maar stijve schrijftaal' – wij kozen en kiezen er voor de spreektaal. Wij constateren dat de spreektaal in toenemende woorden grammaticaal vrouwelijke woorden 'mannelijk maakt': 'De overheid heeft z'n zaken slecht op orde', 'die boerderijis z'n tijd ver vooruit' etc. We willen die vermannelijking niet stimuleren, maar wel volgen. En dus schrijven we regelmatig 'foute' spreekteksten…
Merkwaardig genoeg is ondanks die vermannelijkingstendens in de gewone spreektaal vooral onder journalisten en andere publicisten de verfoeilijke 'haarziekte' of 'verharing' onuitroeibaar: 'Utrecht en haar burgemeester', 'het kabinet en haar beleid', 'het Front National en haar lijsttrekker'. Met name instituties en organen worden vervrouwelijkt. Gewetensvraag: Als dit kennelijk zo onuitroeibaar is, moeten we de strijd ertegen dan maar staken en het als ingeburgerd en dus correct beschouwen? Net als gebeurd is met 'vermeend' (oorspronkelijk: ten onrechte verondersteld – tegenwoordig: vermoedelijk) en (bijna?) gebeurd is met 'ooit': 'De grootste ramp ooit'? Kortom: Wanneer wordt fout goed?
Wim/Yogya zegt
herstel: …dat de spreektaal in toenemende mate…
Marc van Oostendorp zegt
U snijdt verschillende kwesties aan. Omdat de taal aan het veranderen is is het nu in bepaalde situaties soms moeilijk kiezen: moet je zeggen 'de partij heeft haar principes verloren', 'de taal kent haar eigenaardigheden'? Dat klinkt stijf en formeel. Maar 'de partij en zijn principes' en 'de taal en zijn eigenaardigheden' stuit ook weer op weerstand? Wat te doen? Er is geloof ik niemand die het weet.
Maar ik heb niet de indruk dat het dit soort subtiele kwesties zijn die in de Schrijfwijzer behandeld worden, laat staan dat ze zouden worden opgelost.
Ik weet niet waarom u denkt dat het gebruik van 'haar' vooral onder journalisten toegenomen is, maar ik neem het van u aan. Het gaat in mijn perceptie inderdaad vaak om de namen van collectieven en instituties. Het grappige is dat dit soort meervoudsvormen vaak met een vrouwelijk woord worden aangeduid. Het is misschien ook geen toeval dat 'zij' zowel slaat op derde persoon enkelvoud vrouwelijk als derde persoon meervoud. Zoiets zou dan nu ook met 'haar' gebeuren.
En inderdaad: als de meerderheid van de mensen het zegt, als de strijd is opgegeven, gaat zoiets de grens over en is het 'dus' goed. Dat is niet omdat wij nu zo slap zijn, aan het begin van de 21e eeuw. Dat is omdat de vroegere norm (dat collectieve 'het'-woorden 'haar' kiezen) ook niet gegrondvest was op weloverwogen besluiten en diepe logica, maar alleen op het feit dat mensen dát vroeger in meerderheid zo zeiden.
Omdat taal door iedereen iedere dag gebruikt wordt, valt hij (zij) niet centraal te sturen. Je zou eventueel de taal van de media wel kunnen beteugelen, maar niet de taal van de mensen op straat en in de huiskamer: die trekken zich blijkens onderzoek bovendien veel minder aan van wat er via de radio en tv over hen wordt uitgestort dan weleens gedacht wordt. Het gevolg van zo'n beteugeling zou alleen zijn dat de mediataal gaandeweg steeds verder afdrijft van die van de mensen thuis en daar heeft ook niemand wat aan.
Hermen zegt
Dag Maria, Ik had 'mensen wier' gebruikt. Kleinigheidje.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Je kunt het ook anders zien: er zijn nog nooit zoveel mensen geweest die een vorm van het standaard-Nederlands spreken als nu. Toen ik een kind was, in de jaren zeventig, waren er maar heel weinig volwassenen in het dorp die geregeld Nederlands spraken, en als zij dat wel deden was dat met een zwaar accent en vol op het dialect gebaseerde fouten. De meeste kinderen, mijn leeftijdsgenoten, spraken onderling ook geen Nederlands, maar als je nu hun kinderen weer neemt dan hoor je ze vrijwel altijd "ABN" praten, geregeld met Gooise r en al. En zo is het in het hele land gegaan: de spreektaal is gemiddeld bekeken veel eenvormiger en dichter bij de norm gekomen.