[t] Vlak achter de boventanden loopt een richeltje. Je kunt het makkelijk voelen met je tong: het verhemelte loopt heel even min of meer gelijkvloers voor het snel omhoog gaat. De [t] maak je door met je tongpunt op dat richeltje de luchtstroom even af te sluiten voor je het met een plofje loslaat.
De [t] is in één opzicht de minst bijzondere medeklinker van het Nederlands: het lijkt erop dat het dé medeklinker is die alle talen op de wereld hebben. Sommige talen maken geen verschil tussen een [k] en een [t] – het Hawaïaans is er mogelijk een voorbeeld van – maar ook in die talen klinkt de compromisklank tussen [k] en [t] in wel degelijk [t]-achtig.
Tegelijk is de [t] in sommige opzichten juist heel bijzonder.
Als een woord op drie.medeklinkers eindigt, is de laatste van vrijwel zeker een [t]: markt, prompt. (Het kan ook nog een [s] zijn die ook anderszins veel met de [t] gemeen heeft, zoals we zullen zien.)Nog een manier waarop de [t] bijzonder is: hij wordt in allerlei dialecten weggelaten (Ton Goeman schreef daar ooit een proefschrift over): de knech loop. Van de weeromstuit wordt hij soms juist ook toegevoegd: die gozert is op de brommert.
Al die bijzondere eigenschappen hangen misschien met elkaar samen. Voor het maken van een [t] is een minimale inspanning nodig: het gaat alleen om het optillen van het puntje van de tong. Dat verklaart in de eerste plaats mogelijkerwijs waarom uitgerekend de [t] zo wijdverbreid is in talen van de wereld: zo’n eenvoudige klank wil iedereen wel. Het maakt het ook relatief makkelijk om precies die klank te maken na een aantal andere medeklinkers. De tonggymnastiek blijft zo beperkt.
Om diezelfde reden is een [t] ook een van de hoogst frequente klanken van het Nederlands. Hij voegt daarom weinig informatie toe: als de [t] zo vaak voorkomt, kun je hem ook weglaten zonder veel informatieverlies. Dat geldt met name aan het eind van het woord. Wanneer je knech gezegd hebt, weet de luisteraar wel wat ze kan verwachten. Dan kun je je de weliswaar kleine moeite van de [t] ook besparen.
Omgekeerd, als je om bepaalde redenen aan het eind van een woord nog een medeklinker nodig hebt – bijvoorbeeld omdat een [r] aan het eindtermen slap is, voeg je de makkelijkste echte medeklinker toe. En dat is dus de [t].
Jessica zegt
Zijn er verschillen in uitspraak van de /t/?
Voor mijn gevoel is er een verschil in uitspraak van de /t/ in trap en tap.
Als ik let op wat mijn tong doet tegen dat richeltje is dat ook zo.
Marc van Oostendorp zegt
Zeker zijn er verschillen, ook regionaal (de zg. 'natte t' in het Noorden). Over een verschil tussen de t in 'tap' en 'trap' heb ik nog nooit gehoord, en ik vind het moeilijk om hem bij mezelf te observeren. Ik denk dat het veel te maken zal hebben met de uitspraak van de 'r': bij mij zit die nogal naar achteren. Zeker bij mensen met een 'r' meer naar voren, kan ik me voorstellen dat er invloed is.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Ja, denk aan de Groningse Martsinitsoorn… Ook aan Bob de Rooij die in zijn Rotserdams de t kwistig nat maakte.
Nederlands is onder de Germaanse talen wel uniek met de uitspraak van de t en ook de p en k aan het begin van een lettergreep, in die zin dat de andere talen er een klein h'tje achteraan uitspreken. Denk maar aan het Engels "a pHoor kHid's tHest" en ook in het Duits en de Scandinavische talen is het normaal om te aspireren. Wellicht een geval van Franse invloed op de Nederlandse uitspraak? Dat is vaker voorgekomen, denk maar aan de uitspraak uu ipv oe in het Middelnederlands (huidige ui). Ook niet zo vreemd als je bedenkt dat het oudste (geschreven) Nederlands uit Vlaanderen kwam, dat toen als enige deel van Frankrijk uitmaakte – ik bedoel het gewest Vlaanderen, niet Nederlandstalig België.
Hoe dan ook, het Frans noch de andere Romaanse talen aspireren de t, k en p maar spreken deze hetzelfde uit als Nederlandstaligen.
Maarten van der Meer zegt
Als ik me niet vergis zijn de plosieven in het Beiers ook niet geaspireerd.
Ingmar zegt
Maarten, je vergist je niet, in de zuidelijke dialecten van het Duits is er ook een andere uitspraak van de plosieven. En in delen van Nederland, met name het Noorden, komt ook wel aspiratie voor, er zijn altijd wel plekken te vinden die een uitzondering vormen.
Maar ik had het hier over de standaardtalen, daarin in het Nederlands in deze uniek onder de Germaanse talen. En de Germaanse talen zijn juist weer uniek dat ze wel als regel aspireren.
Er zijn trouwens ook talen, zoals de Indische, Chinese, volgens mij ook Thaise talen, die naast elkaar zowel geaspireerde als ongeaspireerde plosieven hebben. Dus zowel te als tHe, pa als pHa, en dat dan betekenisonderscheidend.