[s] De [s] maak je door het puntje van je tong op te tillen, bijnal alsof je een [t] maakt – alleen raakt dat puntje het verhemelte net niet precies aan. De lucht die je uit je longen naar buiten perst, begint daardoor te suizen en te wervelen – dat is het geluid van de [s].
Van alle medeklinkers is de [s] waarschijnlijkst het flexibelst.
Welke woorden beginnen met drie medeklinkers? Niet chroom zeggen, want dat begint in de spelling wel met drie medeklinkers, maar in de uitspraak niet. Alle antwoorden die er dan overblijven, beginnen met een [s]: straat, splijt, spraak, enzovoort. Zoiets geldt ook voor het eind van het woord: als een woord op meer dan twee medeklinkers eindigt, is de laatste een [s] of zijn broertje, de [t]: herfst is een bekend voorbeeld. Zelfs middenin een woord geldt zoiets: staan er vier of meer medeklinkers naast elkaar, dan staat ergens in het midden een [s] (ekstra).
Die flexibiliteit van de [s] heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de klank vrij eenvoudig te maken is: het puntje van je tong optillen is wel zo’n beetje het allersimpelste wat je kan doen. Daarnaast is de s-klank ook nog eens heel doordringend: het gewervel voor in de mond geeft een hoog sissend geluid. Vandaar dat het in een lawaaiige ruimte zin heeft om sssssst! te roepen: dat komt relatief eenvoudig over het achtergrondgeruis heen.
Maar ook het feit dat de s makkelijk aan een groep medeklinkers kan worden toegevoegd, kun je zo begrijpen. De meeste medeklinkers moeten eigenlijk naast een klinker staan om goed gehoord te kunnen worden (het verschil tussen ka en ta hoor je eigenlijk vooral in de a-klank). Dat geldt niet voor de s, die overal van zichzelf zo al doorheen sist.
Bob de Jonge zegt
Zeer juist, maar volgens mij moeten er twee aspecten uit elkaar getrokken worden: de communicatieve kracht van de s, die immers overal bovenuit komt (daarom sist men in Spanje om aandacht, en sist men in Nederland om stilte!) en de grote vaardigheid van de tongpunt bij het vormen van medeklinkers. Van alle actieve articulatoren is de tongpunt het meest betrokken bij de vorming van medeklinkers.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Wat ik wel interessant vind is of er nog verschillende manieren zijn waarop de s gerealiseerd wordt in het Nederlands.
Zo gaat in Amsterdam de uitspraak vaak richting sj – deze tendens zal nog wel versterkt of bestendigd worden door de vele hoofdstedelingen van bv. Marokkaanse afkomst die deze sj-achtige uitspraak ook in hun accent hebben zitten.
In het oosten is de s soms stemhebbend en zegt men 'zokken' enz., dit komt zowel in Limburg, Drenthe als de Achterhoek voor.
Gaston Dorren zegt
In zokke (of zök) staat inderdaad een z waar je een s verwacht, maar dat lijkt me, in het Limburgs althans, een uitzondering. Ik weet er nog één: zessen is 'zözze'. (Ik heb dan ook de neiging om 'zezzen' te zeggen.) Maar of er sprake is van een patroon, betwijfel ik. Heb je meer voorbeelden? (Over Nedersaksisch kan ik op dit punt niets zinnigs zeggen.)
Marc van Oostendorp zegt
In het proefschrift van Kats over het Roermonds uit 1939 wordt inderdaad beweerd dat er aan het begin van een woord alleen [z] kan staan – een beetje zoals in het Duits, waar je aan het begin van een woord ofwel [z] ofwel [sj[ hebt. Maar ook Kats noemt al een aantal 'leenwoorden' als voorbeelden.
Ik heb vorig jaar samen met Ben Hermans een artikel over deze kwestie geschreven voor een bundel ter nagedachtenis van de Sittardse geleerde Willy Dols, die indertijd een recensie van Kats' proefschrift heeft geschreven dat pas vorig jaar is opgedoken – ja, we begeven ons nu wel op het gebied van de fijnproevers: http://www.vanoostendorp.nl/pdf/dols2011s.pdf
Ingmar zegt
Ik heb je pdf'je over Kats gelezen, altijd interessant, dialect.
In het Nedersaksisch van waar ik ben opgegroeid (ZW-Drenthe) hoor je ook veel z waar het Nederlands s heeft: in vergelijking met Gastons Limburgs bv. 'zezze' = 6 (enkelvoud), 'zez-n' = zessen. De uitspraak kan zelfs richting 'sezze' en 'sez-n' gaan, waar de anlautende z verstemloost en de inlautende juist stemhebbend wordt. Maar dat is niet alleen in dit woord, het is een algemene tendens. Ik weet nog goed dat een meisje op de middelbare school, met wie ik voor de grap soms Drents praatte, zei dat ze naar de "zezaole aqqediimie" (sociale academie, q = g als in goal) ging.
Dit geldt ook voor f: "De kovvie stiet op taovel" is prima Drents.
Wat veel mensen irriteert is het hypercorrecte stemhebbend worden van de s in anlaut. Nieuwslezers en anderen op TV hoor je nog wel eens zeggen: Zail Amsterdam, President Zarkozy, zollicitatieplicht enz. Ik denk dan altijd: dat zal wel een Amsterdammer zijn die van huis uit juist de son in de see sag sakke en zich heeft aangeleerd dat alle s'en in z's veranderd moeten worden.
Ik weet dat het arrogant van me is, maar het klinkt mij nooit zo heel slim in de oren.
Ingmar zegt
Trouwens, dat het Duits de begin-s voor klinkers altijd als z uitspreekt komt natuurlijk door de spelling. Er was geen andere letter voor de echte s-klank meer over, of ze zouden Szock of Ssock moeten schrijven of de Eszet (wat Nederlandse leraren Duits 'Ringel-S' noemen)moeten gebruiken.
Het is wel opvallend dat er geen parallel met de anlautende v is, zoals in het Nederlands, want die wordt in het Duits altijd als f uitgesproken (soms om historische en spellingtechnische redenen nog als v geschreven). Terwijl de s dus juist altijd wel stemhebbend is, je zou dan eigenlijk verwachten dat de uitspraak òf v- en z- was, ofwel f- en s-.
Patrick Berkvens zegt
Tien jaar na hun uitgave heb ik een stel van de teksten over Nederlandse klanken opgemerkt en gelezen, dus als mosterd na de maaltijd schrijf ik het volgende.
Als proclitica meegeteld mogen worden, kom ik op viermedeklinkersgroepjes aan het begin van een lettergreep: ‘n schrift, ‘t spruitje. Deze groepjes beginnen met een n onderscheidenlijk een t, tandkasmedeklinkers evenals de s. Maar met een k lukt het ook: ‘k schrijf, ‘k strik. Als het Nederlands een inkortbaar woordje eindigend op [p] heeft dan wel had, zou het ook daarmee kunnen lukken. In een vorm van telegramstijl kan men zeggen: “‘b Schrik”, voor “Ik heb schrik.”
Twijfelachtiger is of een lettergreep met een encliticum op een zesmedeklinkersgroepje eindigen kan: ?Velen hebben prompt hém (i.t.t. enig ander) geantwoord, maar ík heb het allerpromptst ‘m geantwoord. Overigens zou zonder bijzondere nauwgezetheid in de uitspraak de eerste t in “allerpromptst ‘m” overgeslagen worden, en ook de uitspraak van de tweede p kan erg mager uitvallen.
Iets minder twijfelachtig vind ik: “Ik heb het allerpromptst ‘r één antwoord gegeven.” De nadruk op “één” laat de uitspraak ervan aanvangen met een glottisslag. Dat op zijn beurt maakt, zo vermoed ik, van “‘r” een encliticum van “promptst”. Wederom zie ik een lettergreep eindigend op een groepje van zes medeklinkers.
Men kan naast ‘s winters een winters landschap, in de herfst een herfsts landschap aanschouwen, met een vijfmedeklinkersgroepje in “herfsts”. In elk geval leidt opzoeken van “herfsts” op https://gtb.ivdnt.org/search/ tot een treffer. (Vgl. https://www.trouw.nl/duurzaamheid-economie/dat-er-zo-veel-takken-en-zo-weinig-blaadjes-vallen-is-niet-des-herfsts~b7c418c4/ Alwaar ook de vorm “herfsts” gebruikt wordt, maar dan als (genitief bij een) zelfstandig nasmwoord i.p.v. als bijvoeglijk naamwoord). Ook “gekrenktst” heeft er één, bij nauwgezette uitspraak althans.
Ga ik te ver als ik opper dat een lettergreep, met inbegrip van een encliticum, kan eindigen op een zevenmedeklinkersgroepje? Wat te denken van: “Het weer heeft háár (maar niet mij) al vaker herfsts in levensgevaar gebracht, maar vandaag heeft het wel het allerherfstst ‘r één laatste klap toegebracht.”?
[Onderaan dit formulier wordt gevraagd naar een “e-mail” waar ik verwacht had dat naar een e-mailadres gevraagd zou worden.]