[ɪ] De [ɪ], de klinker van pit, maak je door de voorkant van je tong licht op te tillen. Dat moet heel nauwkeurig gemikt worden: de klinker moet iets hoger dan voor de [e] (ee) en iets minder hoog dan voor de [i] (ie).
De ee en de ie zijn allebei zogenoemde lange klinkers, terwijl de [ɪ] kort is. Nu rijst de belangrijke vraag: is de [ɪ] een korte versie van de ee of van de ie. De spelling suggereert: dat laatste. Maar de spelling is natuurlijk in dit soort zaken niet per se een goede raadgever.
Er zijn allerlei redenen om de [ɪ] juist als een korte ee te zien. Zo zijn er bepaalde zelfstandignaamwoorden waarin een korte klinker in het enkelvoud correspondeert met een lange klinker in het meervoud:
dak – daken
slot – sloten
gat – gaten
motor – motoren
In zulke woorden correspondeert een korte [ɪ] altijd met een [e], nooit met een [i]:
schip – schepen
Ook de korte [ɛ] correspondeert met een lange [e], want die laatste ligt nu eenmaal tussen [ɪ] en [ɛ] in. (De [e] telt dus als een lange [ɪ] én als een lange [ɛ].)
Nog een argument: voor een [r] verandert een [o] in een soort langgerekte [ɔ] (boor), de [ø] in een langgerekte [ʏ] (deur). De [e] verandert er in een lange [ɪ] (beer). De [i] verandert anderzijds niet in een lange [ɪ] maar in een lange ie (de klinker in bier is langer dan die in biet).
Heel sterk zijn deze argumenten om de [ɪ] als een lange [e] te beschouwen misschien niet. Maar ze zijn sterker dan de alternatieven. En misschien maakt het ook niet zoveel uit.
Frans Daems zegt
Ook al wordt de klinker / het foneem ie (net zoals uu en oe) op school traditioneel een lange klinker genoemd, toch vind ik dat vreemd. Als je het Nederlandse woord biet vergelijkt met het leenwoord beat (of koel met het leenwoord cool), dan is het eerste duidelijk kort en het tweede (meestal) lang. Zou de school ie niet vaak lang noemen vanwege de spelling, namelijk geschreven met twee lettertekens?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, daar valt inderdaad wel wat meer over te zeggen. Fonetisch zijn de hoge klinkers [i] (ie), [y] (u) en [u] (oe) kort, korter zelfs dan bijvoorbeeld de 'korte' [ɛ] en [ɑ].
Toch zijn er wel redenen om ze fonologisch als lang te beschouwen. Zo kun je zeggen dat korte klinkers niet aan het eind van een woord kunnen staan, maar lange wel (drie, nu, roe), terwijl omgekeerd na korte klinkers allerlei groepjes medeklinkers mogelijk zijn die niet kunnen na lange klinkers: 'harp, bank, stamp, kalf' bestaat wel, maar 'haarp, baank, staamp, kaalf' zijn onmogelijke woorden. De hoge klinkers zijn zo bezien dan toch eerder lang: hoerp, buunk, stiemp, koelf klinken allemaal raar (het komt alleen voor bij sterke werkwoorden, zoals zwierf en hielp).
Mijn proefschrift ging deels over deze kwestie (http://roa.rutgers.edu/article/view/85). Uiteindelijk kom ik daar tot de conclusie dat alle gespannen klinkers fonologisch kort zijn in het Nederlands. Misschien leg ik dat nog uit in een volgende aflevering van de Klankencyclopedie. Maar als je diep in mijn hart kijkt bedoel ik in het bovenstaande waar ik 'lang' zeg eigenlijk 'gespannen'.
plaatsman zegt
De lange ij, die ooit natuurlijk als een "ie" klonk, heeft ook iets te maken met deze korte i. Werkwoorden als rijden, bijten, kijven hebben afgeleide vormen met i: rit, bit (gebit), kift. Tegelijk bestaan er ook afleidingen met -ee-: lijden-leed, snijden-snede (snee). Aardig in dit verband is wel het paar greep-grip, waarvan het laatste woord als een anglicisme geldt, maar voor veel taalgebruikers toch heel eigen aanvoelt (want het is toch ook "begrip"?). Een en ander bewijst wel dat de korte i, de ee en de ij met elkaar in verband zijn, al kan ik er geen sterke wetmatigheid in ontdekken. De West-Friezen ook niet, kennelijk, als die uit rijden gaan gaan ze "an de reed".