Ik heb mezelf betrapt op een talig vooroordeel.
Twee maal per week doe ik aan spinning: ik trap me drie kwartier lang in het zweet op een rijwiel dat niet rijdt, en dus beter spinnewiel zou kunnen heten. Het Engelse woord spinning is afgeleid van het spinnen van wol, dus zo raar is die gedachte niet eens. Wist u trouwens dat het spinnen van de kat zo heet omdat dat geluid klinkt als een spinnewiel? En in het Duits …
Kom op Dorren, kappen met die uitweidingen, dit is niet wat je wilde opbiechten. Het punt is: de spinningdocente spreekt Amersfoorts, het dialect van de stad waar ik sinds enkele jaren woon. (Of op zijn minst heeft ze een stevig lokaal accent – ik zou in deze stad het verschil niet weten.) En het Amersfoorts heeft een lage status, zoals de meeste stadsdialecten. Net als Tilburgs, Zwols, Arnhems enzovoort wordt het door nogal wat mensen beschouwd als het onverzorgde Nederlands van laaggeschoolden. Dat eerste is natuurlijk onzin: taalkundig gezien is er niets onverzorgds aan. Dat er in veel steden een correlatie bestaat tussen dialectgebruik en sociale klasse, is wel een feit.
Nu zou ik van mezelf verwachten dat ik sprekers van een stadsdialect op geen enkele manier lager zou aanslaan. Ten eerste spreek ik zelf graag dialect, ten tweede weet ik hoe de taalkunde tegen dialecten aankijkt, en ten derde heb ik verreweg het grootste deel van mijn leven doorgebracht in of nabij steden waarvan het dialect nou juist een hoge status heeft: Maastricht en Amsterdam.
En toch blijk ik dit vooroordeel gewoon net zo te koesteren als de meeste andere mensen. Dat ontdekte ik toen ik vernam dat mijn sportjuf geen Amersfoortse is, maar uit het naburige boeren- en vissersdorp Bunschoten-Spakenburg komt. Prompt steeg mijn waardering voor haar manier van praten. Authentiek! Talig erfgoed! Een bijzonder overgangsdialect tussen het Hollands en het Nedersaksisch! (Dat laatste hoor ik er niet aan, maar het staat in de boekjes.) Interessant zeg, dat kaanten maor van haar (voor ‘kant’ en ‘maar’).
Absurd natuurlijk, die verandering in mijn houding, maar zo is het. Ik waardeer dialecten wel in het algemeen – Limburgs inclusief Maastrichts, Twents, Gronings, Amsterdams, enzovoort – maar niet die van de meeste steden. Ik gedraag me kortom op dit punt, ondanks mijn eigen dialect en ondanks mijn taalkundige kennis, gewoon precies zoals de taalkunde voorspelt. Gênant.
De enige troost is dat ik mijn tijd kennelijk besteed aan een vak dat iets voorstelt: een wetenschap die betrouwbare voorspellingen doet.
plaatsman zegt
Maar wat is dan de bron van die voorspelling? Het lijkt er toch juist op dat stadsdialecten meestal hoger worden gewaardeerd dan plattelandsdialecten, zeker als je naar de geschiedenis van verschillende Europese standaardtalen kijkt. Volgens mij kom je ook makkelijker weg met een Amsterdams, Haags of Rotterdams accent dan met een West-Fries of Brabants accent.
Gaston Dorren zegt
Je hebt gelijk dat de stadsdialecten in het verleden meer prestige hadden. Maar doordat de stedelingen (althans die van de hogere klasse) veel eerder hun best gingen doen de standaardtaal te spreken, sloeg dat om: in de meeste steden werd 'plat praten' iets voor het klootjesvolk, op het platteland (waar de hogere klasse zwak vertegenwoordigd was) deed iedereen het. Zo kon het dialect uiteindelijk wel een bron van trots worden voor allerlei regio's, maar in het algemeen niet voor steden.
Een opmerking over Maastricht: daar sprak de hogere klasse eeuwenlang Frans. Het Standaardnederlands verwierf daar dus geen prestige.
Ik deel overigens je inschatting niet dat je makkelijker 'wegkomt' met een Rotterdams dan een Brabants accent, al helemaal niet ter plaatse.
Ingmar zegt
Volgens mij omdat op het platteland in elk geval tot niet zo heel lang geleden niet alleen de volksklasse dialect sprak maar ook de middenklasse en soms zelfs de hogere. In de steden sprak de elite al langere tijd Nederlands, dus was dialect spreken een teken van laagopgeleide arbeidersafkomst. En mensen van het platteland vonden de stadsdialecten juist weer niet zuiver vergeleken bij de hunne en ordinair.
ingmar zegt
O, Gaston heeft tijdens mijn getyp al ongeveer hetzelfde geantwoord, zie ik 😉
Marc van Oostendorp zegt
Dat ook (of misschien juist) mensen die cognitief beter weten, allerlei vooroordelen hebben, blijkt steeds weer uit onderzoek. Ik hoorde laatst over onderzoek waarin mensen eerst een aantal oordelen moesten geven over racisme en daarna personeelsdossiers moesten beoordelen waarin de namen zo waren gemanipuleerd dat sollicitanten soms een 'Westerse' en soms een 'allochtone' naam hadden gekregen. Het bleek dat juist degenen die het felst gekant waren tegen racisme het meest geneigd waren een Westerse sollicitant aan te nemen. Van belang is dus vooral dat je dit effect onderkend.
Maar wat mij dan weer mateloos fascineert: als dat spinning behelst dat je drie kwartier heel hard fietst op een fiets die niet vooruitkomt, waarom heb je daar dan een 'docente' bij nodig?
plaatsman zegt
Tja, de grens tussen dialect en sociolect is natuurlijk niet altijd duidelijk. Wat de volksklasse spreekt wordt al gauw "het stadsdialect" genoemd, maar het lokale accent van de bovenklasse, wat is dat dan? Overigens is ook op het platteland de verdeling in veel gevallen zo dat de hoger opgeleiden standaardtaal spreken en de lager opgeleiden dialect. Limburg is in Nederland daarop een uitzondering, maar of dat dialectgebruik de Limburgers dat in het westen nu een beter imago oplevert… Ik vrees ervoor.
Zowel in het verleden als tegenwoordig zet de taal van de steden de toon, ook voor het omringende platteland. Het hippe "Poldernederlands" lijkt ook verdacht veel op de stadsdialecten van de Randstad en niet op West-Fries of Katwijks. Op televisie hoor je wel de Gooise r en de stedelijke aai, maar zelden de dikke l of de West-Friese ai/oi. Zelfs de zachte G blijft zeldzaam. Tegelijk vinden Amsterdamse woorden en klanken al eeuwen hun weg naar het West-Friese platteland.
In Vlaanderen, waar dialect over het algemeen nog erg actueel is en door alle lagen van de bevolking gesproken kan worden (zoals in Nederlands-Limburg), zie je ook dat de dialecten van de grote steden de toon zetten. De "Tussentaal" is duidelijk Antwerps/Brabants gekleurd. De plattelandsdialecten van Limburg en West-Vlaanderen hebben ook hier een slecht imago – behalve in de dialectgebieden zelf, natuurlijk.
Gaston Dorren zegt
Hahaha! Iemand moet toch de zweep hanteren?
Pardon. Ik bedoel: de docent vertelt wanneer je sprint, wanneer je (virtueel) bergop gaat, wanneer je 'jogt', wanneer je 'bevriest', enzovoort enzovoort. Strikt genomen kun je dat ook allemaal zelf wel doen. Maar het motiveert om het groepsgewijs en onder begeleiding te doen. Ah, en de docent kiest de muziek. Dat is niet altijd een genoegen, maar ze kiest wel muziek die bij de oefening past. En ze geeft aanwijzingen voor je lichaamshouding – een verkeerde houding kan tot klachten leiden, weet ik uit ervaring.