Met de voltooiing van de pagina over Literair Akkoord 27 zijn nu alle zevenentwintig delen van de Literair Akkoord-bloemlezingenreeks beschreven. Daarmee is een verrassend inkijkje in het literaire leven 1956-1983 ontstaan. Want elk afzonderlijk deel bestaat uit een keuze van het beste op poëzie-, proza- en (aanvankelijk ook) essayistisch vlak dat in het voorgaande jaar in literaire en culturele tijdschriften verscheen.
In de eerste jaren werd die keuze gemaakt uit Nederlandstalig werk uit Vlaamse (‘Zuidnederlandse’) en Nederlandse (‘Noordnederlandse’) periodieken. Vanaf Literair Akkoord 15 (1972) is ook de Friestalige literatuur in beeld – al is Literair Akkoord 16 geheel Friesvrij. Dat leidde op 5 december 1973 tot grote consternatie in de Leeuwarder Courant: “Gekozen is er echter niets, zelfs geen woord [Fries]. Het zou wel aardig geweest zijn indien de redacteuren dit gegeven even hadden willen verantwoorden.”
De reeks werd in 1955 middels een resolutie van de invloedrijke Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren in het leven geroepen. Deze ‘conferentie’ kwam jaarlijks bijeen, afwisselend in Nederland en in Vlaanderen, en had de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen, de promotie van de Nederlandse letterkunde in binnen- en buitenland en het leggen van formele en informele contacten tot doel .
Uit de archiefstukken komt over die conferentie een mooi, maar wellicht vertekend beeld naar voren. Een twintigtal mensen uit de boeken- en omroepwereld dat drie dagen in een hotel in allerhande werkgroepjes vergadert en decreten uitvaardigt, waar – en dat is wel het opzienbarendste – de cultuurministers uit beide landen naar handelen. Je zou er bijna nostalgisch van worden.
Enfin: terug naar de Literair Akkoord-delen. Vanaf Vandaag 5 (waarin opgenomen Literair Akkoord [1] tot en met Literair Akkoord 27 bestrijkt de reeks veertig centimeter boekenplank. Vrijwel alle dichters van enig belang en heel veel ‘eendagsvliegen’ uit de periode 1956 t/m 1983 zijn erin vertegenwoordigd. Met werk en mét biobibliografieën. Ook bieden de afzonderlijke delen een goed beeld welke tijdschriften in hun tijd van belang werden geacht.
De deeltjes moeten aanvankelijk in een hoge oplage zijn verschenen – ik kon in oktober 2012 deel 3 t/m 22 voor nog geen euro het stuk aanschaffen. Volgens Dirk Kroon, in 1981 en ’82 een van de samenstellers, lag de oplage in zijn tijd op 2500 exemplaren. In 1983 ging de Conferentie der Nederlandse Letteren, de motor achter de reeks, op in de Taalunie. Dat betekende het einde van de reeks.
Laat een reactie achter