Iedereen kent Piggelmee. Maar over zijn maker, L.C. Steenhuizen (1860-1926), die het eerste Piggelmeeverhaal onder het pseudoniem Leopold in 1920 publiceerde, stond tot vandaag zo goed als niets te boek. Zijn geboorte- en sterfjaren waren bij de Koninklijke Bibliotheek niet bekend. In het Letterkundig Museum was het vergeefs zoeken naar materiaal over Steenhuizen. In het onvolprezen Lectuur Repertorium (ed. 1952-1954) staat hij zelfs niet als auteur van Piggelmee vermeld. Terwijl hij, met ruim anderhalf miljoen gedrukte exemplaren van Van het toovervischje / Van het tovervisje, toch een van de succesvolste Nederlandse kinderboekenschrijvers uit de twintigste eeuw was.
Hij was niet alleen kinderboekenschrijver, maar ook prozaïst en dichter. Die als zodanig ontdekt werd in het Gentse Poëziecentrum, door Nederlandse Poëzie Encyclopedie-redacteur Stefaan Goossens, bij onderzoek van de Vlaamse bloemlezing Oorlogspoëzie verschenen in 1914 en 1915 en onuitgegeven gedichten (1916).1
Nader onderzoek bracht aan het licht dat de te Leiden geboren Lambertus Cornelis Steenhuizen veel meer had geschreven dan zijn twee bekende Piggelmeeverhaaltjes. Een roman, een dichtbundel, verhalen (in o.a. De Gids en Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift) en heel veel gelegenheidsgedichten, waarvan één zelfs leidde tot een schriftelijke dankbetuiging van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik.
L.C. Steenhuizen was óók een van de veertienhonderd passagiers aan boord van de sneltrein Groningen-Den Haag, die op kerstavond 1913 bij Beilen ontspoorde. Vijf mensen – onder hen een zoon van de toenmalige premier – kwamen om het leven en vijf raakten zwaar gewond. Steenhuizen deed in het Algemeen Handelsblad verslag van de ramp, waarbij hij afsloot met de historische woorden: “Met een vertraging van ongeveer twee-en-een half uur hebben we de reis voortgezet.”
In de jaren tien van de twintigste eeuw schreef hij onder meer ‘rijmelarijen voor de liederenbundels van de filmvoorstellingen’. Nader onderzoek leerde dat tot in de jaren vijftig populaire filmvoorstellingen bestonden, waarbij het publiek onder leiding van bekende organisten (zoals Cor Steyn (1901-1965), de pianist van Dorus) massaal met de film meezong 2. Hoe dat precies in de jaren tien er aan toe ging en waar Steenhuizens film-‘rijmelarijen’ over gingen, roept om nader onderzoek.
Meer over L.C. Steenhuizen, zijn gedichten, de bloemlezing uit 1916 en samenzang bij de film op:
http://www.nederlandsepoezie.org/dichters/s/steenhuizen.html
http://www.nederlandsepoezie.org/dichters/s/steenhuizen_verzen.html
http://www.nederlandsepoezie.org/jl/1916/zz_oorlogspoezie.html
http://www.nederlandsepoezie.org/jl/1919/liederenbundel_voor_film.html
Noten
De foto van L.C. Steenhuizen werd afgedrukt bij het artikel ‘Piggelmee gaat nooit verloren’, door Anneke Munnik. De Telegraaf, 23-09-1978. Wanneer de foto genomen is en door wie is onbekend.
1. Oorlogspoëzie verschenen in 1914 en 1915 en onuitgegeven gedichten. Verzameld door: Jan Bernaerts (Ridder in de Leopoldsorde, Krijgsaalmoezenier Gainneville) en Hendrik Heyman (Toegevoegd kamerlid, Belgisch secretaris Gasthuis n°4 Rennes). Drukkerij van het Militair Gesticht van Vak-Heropleiding voor Zwaar Gekwetsten uit den Oorlog, Port-Villez, 1916. Omvang: 218 p.
2 Prof. Dr. Bert Hogenkamp, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. E-mail 15-01-2013.
Laat een reactie achter