Dat was heel spijtig voor Jeannette Nijhuis‘ nagedachtenis, want ze heeft in de jaren 1874-1938 wel degelijk bestaan. Ze stond in het begin van de twintigste eeuw bekend als jong aanstormend dichttalent. In 1928 was ze de eerste die Dracula van Bram Stoker naar het Nederlands vertaalde – een vertaling die bijna veertig jaar stand hield.
Deze week deed het NPE-onderzoeksteam op het gebied van verdwenen dichteressen een andere merkwaardige vondst. In Spiegel van de Nederlandse poëzie door alle eeuwen. Dl. 2: 1900-1940 (1953, daarna tweemaal herdrukt) noteerde Victor E. van Vriesland bij het gedicht van C.L. van Till-den Beer Poortugael dat deze C.L van Till (etc.) eenendezelfde persoon zou zijn als Jooske van den Brandeler-den Beer-Poortugael.
Omdat Victor E. van Vriesland dé autoriteit is op het Nederlandse overzichtsbloemlezingengebied nam het team aanvankelijk Van Vrieslands oordeel voor vast gegeven aan. Totdat zich na enig onderzoek rare discrepanties en tijdshiaten bleken voor te doen, waardoor NPE-redacteur Jurgen Eissink opmerkte: “Brandeler moét een ander persoon zijn geweest.”
En dat klopte. Het gaat in deze om twee vrouwelijke dichters:
Barones Catharina Louisa van Till-den Beer van Poortugael (1872*-1944) en
Jonkvrouw Jooske van den Brandeler-den Beer van Poortugael (1892-1983)
* Zowel de Koninklijke Bibliotheek als de DBNL melden als geboortejaar abusievelijk 1862.
Om de boel te compliceren: er heeft ook een dichteres bestaan die barones H. Mackay-den Beer van Poortugael (19de eeuw-20ste eeuw) heette. Geen van drieën is te verwarren met de vele mannelijke auteurs uit het geslacht Den Beer Poortugael.
Nu is het anno 2013 makkelijk spreken: via internet hebben we in onze studeerkamers toegang tot vrijwel alle bibliotheken en archieven ter wereld. Des te groter is vanuit de NPE-redactie het respect en de bewondering voor het titanenwerk dat Roemans, Van Vriesland en anderen verrichtten in een tijd waarin archiefonderzoek je letterlijk stoflongen kon bezorgen. Hulde!
Laat een reactie achter