Door Bart FM Droog
Ter gelegenheid van de boekenweek 1941 verscheen de bloemlezing Novellen en gedichten, samengesteld door Victor E. van Vriesland en Emmy van Lokhorst. Het kwam uit in een oplage van 67.000 exemplaren, en was bestemd voor iedereen die van 1 tot 8 maart 1941 voor fl. 2,50 aan boeken kocht.
Op 27 februari publiceerde de NSB-krant Het Nationale Dagblad een artikel waarin schande wordt gesproken over de aanwezigheid van verzen van ‘den Jood Maurits Mok‘. Van Vriesland, een van de samenstellers, was ook van joodse komaf. Een nationaal-socialistisch boekhandelaar doet op 28 februari zijn beklag bij de uitgever, de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels: “Een mooi gebonden werkje […] om een aantal Jodendichters […] naar voren te kunnen brengen.”
H. Lohse, de leider van de met boekencensuur belaste Duitse instantie Referat Schrifttum, is zeer verontwaardigd – let wel – dit speelt in de dagen direct ná de Februaristaking (25 en 26 februari 1941).
De Februaristaking was het protest tegen de eerste grote razzia (op 22 en 23 februari), waarbij 425 joodse jongens en mannen naar het concentratiekamp Mauthausen werden afgevoerd. Zomer 1941 waren vrijwel allen vermoord. Directe aanleiding voor deze razzia was een Duitse aanval op de Amsterdamse IJssalon Koco, waarbij het joodse personeel zich verdedigde. De eigenaar van de salon, Ernst Cahn, werd op 3 maart 1941 gefusilleerd. Hij was daarmee de eerste ter dood veroordeelde die door de bezetter in Nederland werd omgebracht.
Op de ochtend van de eerste maart 1941 verbieden de Duitsers de verspreiding van het boek. De hele oplage, minus 20.000 exemplaren die hun weg naar de lezers al gevonden hebben, wordt teruggeroepen en vernietigd.
Een week later verschijnt in het Nederlandsch Dagblad, de krant van het fascistische Nationaal Front, een opmerkelijk stuk van Albert Kuyle over het boekenweekgeschenk: “Dat er angstvallig voor werd gezorgd dat een Jood mede de redactie voerde, had vanzelfsprekend tot gevolg, dat de keuze opzettelijk verkéérd en volkomen onaanvaardbaar is geworden. (..) “Zijn George Kettmann, Gabriel Smit, Gerard Wijdeveld, Chris de Graaff, August Heyting, Henri Bruning, Paul Haimon, Martin Bruijns, Steven Barends, Anton Erwich, om slechts enkelen te noemen wèl gevraagd? Had men misschien hun adressen niet? Of ging de joodsche kabbalistiek zóó ver, dat men tevoren reeds wist dat deze dichters tóch, om in den stijl van de inleiding te blijven, niets in voorraad hadden? (…)”
Het opmerkelijke is niet de anti-semitische toon (die past bij Kuyle en bij die krant), maar wel de opsomming van de volgens Kuyle ontbrekende dichters. Niet eerder zag ik de namen van ‘foute’ dichters uit deze periode zo geconcentreerd bijeen staan. Kettmann – dichter én uitgever van nazi-uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer, verantwoordelijk voor de Nederlandse versie van Mein Kampf. Vertaald door… Steven Barends. August Heyting, dichter, bloemlezer én leider van de Vakgroep Toneelschrijvers van het Gilde voor Theater en Dans van de Nederlandsche Kultuurkamer. Chris de Graaff en Gabriël Smit, later correspondenten (informanten) van het Letterengilde van de Kultuurkamer. Enzovoorts.
Genoemd te worden in Kuyle’s opsomming is vooral voor Paul Haimon en Gabriël Smit pijnlijk. Na de oorlog werden beiden ook bekend als journalist. Paul Haimon was decennialang dé literatuurredacteur van het Limburgs Dagblad, Gabriël Smit idem dito, maar dan bij De Volkskrant.
Haimon was al voor de oorlog actief in katholiek-fascistische kringen. Bij het samenstellen van zijn NPE-lemma noteerde ik in 2012: “In het begin van de oorlog werd hij – zo vertelde hij in 1993 – wegens passief en anti-Duits gedrag ontslagen.” Hij beweerde ook dat hij Jan Hanlo rond 1945 tot het schrijven aangezet zou hebben. Zou het echt?
Hoe dan ook – terug naar Novellen en gedichten, het boekenweekgeschenk 1941.Dit boek kan gezien worden als een openlijke daad van verzet. Uit de verzen spreekt een zeer onverzettelijke houding: vóór vrijheid, tegen onderdrukking. Op de NPE-pagina over het boek wordt een aantal gedichten uit de bloemlezing getoond. Waaronder deze, van Han G. Hoekstra (spelling als in het boek):
De ceder
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
Gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
– Een binnenplaats, meesmuilt ge, sintels, schillen,
En schimmel, die een blinden muur aanrandt,
Er is geen boom, alleen een grauwe wand. –
Hij is er, zeg ik, en mijn stem gaat trillen:
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
Gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille
Stam in het herfstlicht staat, onaangerand,
Niet te benaderen voor noodlots grillen;
Geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant.
Gezien de tijd waarin dit boekenweekgeschenk verscheen, mag het een wonder heten dat Victor E. van Vriesland en een aantal dichters niet direct zijn opgepakt en gefusilleerd. Wellicht dat Rob Groenewegen, in zijn hopelijk binnenkort te verschijnen biografie van Victor E. van Vriesland, dit wonder kan verklaren.
Bronnen:
Novellen en gedichten. Samenstelling Emmy van Lokhorst en Victor E. van Vriesland. VBBB, [Amsterdam.], 1941. 118p.; boekenweekgeschenk 1941.
Advertentie uit: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, vrijdag 28-02-1941.
Gerard Groeneveld. Zwaard van de geest. Het bruine boek in Nederland 1921-1945. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2009 (2de druk), p322.
Jan Schilt. Hier wordt echter het belang van het boek geschaad… Het Nederlandse boekenvak 1933-1948. Mets, Amsterdam, 1995. p. 170.
Historische Kranten-archief, Koninklijke Bibliotheek Den Haag – http://kranten.kb.nl/
Verzetsmuseum, Februaristaking.
http://www.verzetsmuseum.org/tweede-wereldoorlog/nl/achtergrond/achtergrond,stakingen/februaristaking
Laat een reactie achter