De boekenweek is koud voorbij. Maar in de bibliotheek is het altijd ‘boekenweek’. Echter valt er voor de openbare bibliotheken – toch het voorfront als het om de ‘propaganda van het boek’ gaat – weinig te vieren. Door bezuinigingen zullen tot eind 2014 nog eens bijna ėėn op de vijf openbare bibliotheken in Nederland verdwijnen. Is dat erg?
Voor de aanwas van een nieuwe generatie lezers zijn we vooral aangewezen op school- en openbare bibliotheken. Maar door budgetkortingen van gemiddeld 9 procent zullen tot eind 2014 nog eens bijna ėėn op de vijf openbare bibliotheken in Nederland verdwijnen, vooral in landelijke gebieden. In de steden vindt centralisatie plaats. Dit zegt de koepelorganisatie van openbare bibliotheken.
De trend voor 2014-15 is dat daar nog ongeveer eenvijfde van af gaat.
Op veel plaatsen zal de bibliotheek als gebouw niet meer bestaan. Daarvoor in de plaats komen diverse schoolmediatheken, servicepunten, of onbemenste uitleenautomaten. Veel bibliotheken gaan werken volgens de formule van de afhaalchinees of de automatiek in de snackbar. Boeken die je bestelt via internet trek je de volgende dag uit een soort bagagekluisje.
Is dat erg?
Zoals dat gaat, zien we vaak pas achteraf in welke luxe we leven: volgens het CBS waren er in ‘topjaar’ 2001 nog 597 openbare bibliotheken in Nederland, in 2005 was dat aantal geslonken tot 341, en in 2011 waren er nog 163 over.
Is dat veel, is dat weinig? Er zijn 516 volstandige gemeenten in Nederland, dus tel uit je winst.
Vermeldenswaard is het dat in al die jaren het aantal (betalende) leden met vier miljoen stabiel is gebleven. Lezers zijn trouw. Zij kunnen beschikken over een collectie van zo’n 28 miljoen boeken (waarvan bijna de helft jeugdboeken) en 4 miljoen titels van ‘andere mediadragers’. Iets minder dan de helft van de bib-bezoekers bestaat uit kinderen en jeugd, de opgroeiende generatie dus.
Natuurlijk kan ik een ode aan de bib houden; ik ben ermee opgegroeid. Ik heb er vele werelden ontdekt. Zoals ik die nu (ook) ontdek via internet. Mijn browsen voltrekt zich met dezelfde neus der nieuwsgierigheid zoals ik in de bib heb geleerd.
In de nabije toekomst zijn trouwens alle boeken digitaal beschikbaar, en in de iets verdere toekomst lopen onze electronische boekdragers op krachtige zonnecellen. Voor boeken alleen hoef ik kennelijk niet meer naar de bib. De boekdrukkunst zal weer een kunstvorm worden.
Dus kan de bibliotheek als ‘gebouw’, als leenboekhuis, een kalme, natuurlijke dood sterven?
‘Maar wij doen alles!’, zegt de bibliotheekmedewerker die ik hierop aanspreek, ‘de bibliotheek is veel meer dan boeken alleen. We bezuinigen op de front office [de balie] en de back office [het magazijn]. We organiseren lezingen, discussies, schoolactiviteiten voor de jeugd en cursussen voor ouderen, juist vóór het internet.’ Ik voel sympathie, maar in de verontwaardigde toon lees ik boekdelen.
In het verweer tegen sluitingen van bibliotheken valt telkens weer dat rare woord ‘kenniseconomie’. Dit woord (meer is ‘t volgens mij niet) moet de functionaliteit en de economische noodzaak van de bib aantonen. De bibliotheek als scholingsinstituut, als investering in menselijk kapitaal, als plaats van culturele vorming (inburgering!). Met dát argument kan de bib op den duur inderdaad worden opgeheven, want juist het woord kenniseconomie reduceert kennis tot zijn economische utiliteitswaarde. En het is juist díe nuttige informatie die we steeds meer, veel sneller en veel efficiënter op het net vinden.
‘Door de bezuinigingen dreigt de maatschappelijke functie van de bibliotheek uit het oog verloren te raken’, zegt het rapport. ‘In een tijd waarin de samenleving steeds verder individualiseert en zelfs sociale contacten vaak al digitaal bijgehouden worden zou de bibliotheek bij uitstek een plek kunnen zijn waar het vinden van informatie gecombineerd kan worden met een aangenaam verblijf, ontmoeting van andere mensen, culturele inspiratie en integratie in de eigen buurt. Juist op deze functies kan de bibliotheek een streepje voor hebben op andere aanbieders van informatie (zoals het internet).’ Kleffe en onwaarachtige rapportentaal. Hier hoor je hoe een onderzoeksbureau de directie naar de mond praat. Maar met een kern van waarheid:
Wat dacht men om ‘de geletterdheid van de bevolking’ als argument in te brengen? En dan praten we nog niet over een bepaald niveau van geletterdheid. Kennis maakt geen macht meer, wel mondigheid. Mondigheid betekent, juist in deze tijd, het vermogen tot aanpassing, in een onmondig veranderende wereld. “O mai’, zegt de bib-inventator.’ Daar vraag je wat.’
Het ziet ernaar uit dat de bibliotheek de vraag naar klinkende munt de komende jaren moet zien te overleven, totdat de wind draait… En daar zijn boeken toch juist voor?
Laat een reactie achter