Volgens mijn exemplaar van het Dictionnaire des lettres françaises. Le Moyen Age (1992) werd Paris et Vienne in 1432 als prozaroman geschreven door Pierre de la Cépède. Er zijn 8 handschriften bekend alsook een dozijn oude drukken, en de roman werd vertaald in meerdere nabuurtalen. Dat is alles. Ook van de website Archives de littérature du Moyen Age (ARLIMA) zult u niet veel wijzer worden … Gelukkig bezit ik een digitale kopie van een protoversie van de Bibliografie van de laat-middeleeuwse volks- en triviaalliteratuur van R.J. Resoort, en zo weet ik dat er tot en met 1528 niet minder dan 63 drukken zijn geteld in 9 talen. Natuurlijk is er de onvermijdelijke lange en een korte versie, en natuurlijk volgt Gheraert Leeu de korte versie. Voor meer informatie verwijs ik u naar de dissertatie van de Duitse Romanist Robert Kaltenbacher: Der Altfranzösische Roman Paris et Vienne, (1901), herdrukt in 1904 en recentelijk in 2010.
In 1349 werd de Dauphiné bij gebrek aan een mannelijke erfgenaam verkocht aan de kroonprins van Frankrijk. Mogelijk is deze transactie destijds een aanleiding geweest voor het schrijven van deze roman, maar in de ‘korte’ versie speelt dit geen enkele rol meer. Opvallend in onze versie is de rol die het hertogdom Brabant en en het graafschap Vlaanderen spelen.
De Middelnederlandse vertaling kan vrijwel zeker beschouwd worden als een vertaling van de Franse tekst die Gheraert Leeu gelijktijdig afdrukte. Hier en daar bleef een zinnetje of een woord onvertaald, maar zonder inhoudelijke bedoelingen of gevolgen.
Wat de inhoud van de roman betreft. Paris is eigenlijk te goed voor zijn stand. De Franse middeleeuwse maatschappij was uitzonderlijk zo niet ziekelijk rang- en standsbewust, en beschouwde die ongelijkheid van mensen als Gods wil. Door de zondeval van Adam waren de mensen in overgrote meerderheid ‘vilain’ geworden, en waren er maar heel weinig mensen overgebleven die ‘noble’ waren, dat wil zeggen dat zij beschikten over de imborst waarmee God de eerste mens geschapen had. Iemand van adel dankte zijn uitzonderingspositie aan de gratie Gods en had er daarom recht op dat hij of zij als zodanig beschouwd en behandeld werd. Sterker nog, wie ‘noble’ was, was ervan overtuigd dat hij of zij namens God mocht heersen over de medemens om de door God gewenste orde te handhaven. Zo nodig met harde hand. Die ongefilterde en gecultiveerde feodale arrogantie heeft men weten vol te houden tot de Franse Revolutie (1789)
In een dergelijke maatschappij is standsdoorbrekend gedrag even tegennatuurlijk als bijvoorbeeld sodomie of intieme omgang met heidenen, Joden of Saracenen. Vandaar de mateloze woede van de dauphin als hij erachter komt dat er een liefdesrelatie is tussen zijn dochter Vienne en de veel te minne Paris. Dat de ontvoering van Vienne door Paris mislukt omdat de gezwollen rivier hun overtocht verhindert, is een duidelijk bewijs van Gods veto over deze wanhoopspoging. Maar even duidelijk is Gods instemming met het zelf gekozen lijden van Vienne om op die manier aan uithuwelijking te ontkomen. Toch wordt nergens in de roman getwijfeld aan het recht van de vader om een partner voor zijn dochter te zoeken. Wat dat betreft is Paris de uitzondering die de regel bevestigt. Maar gelukkig komt alles uiteindelijk goed, en zij leefden nog lang en gelukkig.
Kennelijk was Gheraert Leeu ervan overtuigd dat het verhaal boeiend genoeg was voor de (adolescente) lezers van zijn tijd en drukte hij het af in een luxe boek met veel en grote houtsneden. In het exemplaar van de BnF is de tekst wél gerubriceerd, maar de houtsneden niet. Eigenlijk hadden die ook ingekleurd moeten worden. De middeleeuwse mens was verzot op kleur. Van zwart-wit ging geen enkele esthetische bekoring uit.
Tot een volgend feuilleton,
Willem Kuiper
Laat een reactie achter