Wie zou er nu geen kamer willen hebben in een bibliotheek? Dat de eerste boekenkasten nog geen drie meter van je verwijderd zijn, en dat je desalniettemin een deur hebt die je dicht kunt doen. Dat je miljoenen boeken onder handbereik hebt, dat alle kranten iedere ochtend bezorgd worden. En dat je zelf mag bedenken wat je eigenlijk daar gaat doen.
De komende vijf maanden heb ik zo’n deur. De Koninklijke Bibliotheek heeft me samen met het NIAS in Wassenaar, een zogeheten fellowship gegeven. Voor die maanden heb ik gisteren mijn badge gekregen, en een sleutel voor zo’n kamer, zodat ik er altijd in kan.
De mensen van de KB zijn allemaal heel aardig, dus ik heb ze maar niet al te nadrukkelijk verteld dat die badge en die sleutel onlogisch zijn.
Ik ben nu juist gevraagd om na te denken over en te werken met de digitale collecties van de bibliotheek. Dat kan ik natuurlijk eigenlijk net zo goed thuis doen met mijn laptop. Maar ik hoop dat ze daar pas over vijf maanden achterkomen.
Over dat gebruik van digitale collecties – digital humanities, e-humanities, er zijn allerlei namen voor – heerst veel geharrewar, en dat geharrewar leidt tot polarisatie, en die polarisatie leidt tot niets.
Aan de ene kant heb je mensen die om het hardst roepen dat de geesteswetenschappen nu pas echt wetenschappelijk kunnen worden: tot voor kort was het allemaal hobbyisme met mensen die een boek (1 boek tegelijk) probeerden te lezen en te begrijpen. Nu kunnen we eindelijk gaan rekenen en meten, en alles wat die lui voor ons met hun éne boek hebben gedaan is daarmee volkomen onbelangrijk en achterhaald geworden.
Aan de andere kant zijn er lieden die denken dat al die grote databestanden de dood in de pot zijn. Akkoord, je kunt af en toe ergens een boek digitaal downloaden en in Word inlezen, zodat je makkelijk kunt zoeken, maar alle verdere gedoe is modieuze onzin die leidt tot een uitholling van het vak. De schoonheid en de diepte en de wijsheid van de geesteswetenschappen – ze zijn voorbij nu de grote dataverzamelingen hun intrede doen.
De middenweg lijkt me in dit geval de enige die redelijk is: die digitale middelen bieden een nieuw instrument waarmee je oude vragen beter kunt onderzoeken, en nieuwe vragen kunt stellen. Dat wil niet zeggen dat er tot nu toe geen kennis vergaard is; integendeel, je kunt dat nieuwe middel eigenlijk alleen verantwoord gebruiken als je rekening houdt met alle al vergaarde kennis en inzichten.
Mij lijkt dat zo triviaal dat ik me er een beetje over schaam om het op te schrijven. Maar ik hoop het de komende maanden ook in praktijk te brengen. Ik ga er op het weblog van de KB over schrijven, maar zal daar hier natuurlijk ook af en toe over vertellen.
Haes zegt
"De middenweg lijkt me in dit geval de enige die redelijk is."
Helemaal mee eens. Ik benijd je; ik zou graag vijf maanden je plaats daar innemen…