‘Grappige taal en grappige meningen,’ schreef een recensent vorige week over Thomas Blondeaus nieuwe roman Het West-Vlaams versierhandboek. ‘En dan is het ineens allemaal voorbij. En zitten wij met de gebakken peren.’
Ik had aan Thomas willen schrijven over die recensie, omdat ik het er niet mee eens was. Ik kende hem niet heel goed, ik sprak hem incidenteel, was weleens door hem geïnterviewd en schrijf sinds deze zomer op zijn uitnodiging een column in Mare, die hij redigeerde en daarover waren we dus in een e-mailcontact.
Ik was heel vereerd door die uitnodiging, want ik vond hem een een interessante schrijver, bijvoorbeeld om de manier waarop hij fictie en non-fictie combineerde. U moet zijn laatste boek vooral lezen, het is een verslag van iemand die alleen maar zo grappig is omdat hij vecht met zichzelf, met zijn eigen onzekerheid en wanhoop, en met zijn land, en met de tijd waarin hij leeft. Het is een adviesboek vol mislukkingen. Of anders moet u zijn gloedvolle debuut eX lezen. (Zijn tweede boek, Donderhart, ken ik helaas niet; nog niet.) En er zou een keer een mooie bloemlezing komen uit alle mooie journalistieke stukken en columns die hij hij in de afgelopen vijftien jaar schreef.
Zulke dingen schrijf je niet aan een levende, en het is nu te laat om in ieder geval mijn afkeur te laten blijken over die recensie, want via Twitter kwam de onheilstijding: een fatale hartkwaal.
En nu blijkt die recensent dus ineens toch gelijk te hebben: vijfendertig jaar vol grappige taal en meningen. En dan is het ineens allemaal voorbij. En zitten wij met de gebakken peren.
Laat een reactie achter