Omdat de Amerikaanse journalistieke gewoonte van ‘full disclosure’ naar mijn mening navolging verdient, het volgende: Marc van Oostendorp heeft vorig jaar mijn boek Taaltoerisme gerecenseerd, hij heeft me rond diezelfde tijd uitgenodigd om bij te dragen aan Neder-L en we hebben samen een artikel voor Onze Taal geschreven. (Wat niet wegneemt dat ik bovenstaande lof en kritiek gewoon meen, uiteraard.)
Over het leven van de zin
door Gaston Dorren
De zin, de gesproken zin, de geschreven zin, kortom, de “eenheid van inhoud” waarin we ons binnenleven naar buiten brengen, ja, zelfs deze lange en intussen misschien een beetje ingewikkelde zin (of gaat het nog?), kun je beschouwen als een cadeautje. Waarom? Voor een deel omdat we hem altijd aan iemand ‘geven’, meestal aan iemand anders. Maar er is nog een overeenkomst. Een beetje cadeau zit in een mooi papier, al dan niet voorzien van een strikje, een winkelsticker, een naam, misschien zelfs een gedicht. Net zo bestaat een zin behalve uit de eigenlijke gedachte ook uit allerlei laagjes daaromheen.
Dat is de centrale metafoor van Marc van Oostendorps net verschenen boek Heb je nou je zin! De metafoor van het geschenk staat zelfs op twee manieren centraal (nog los van het feit dat elk in november verschijnend boekje geschonken wil worden). De schrijver gebruikt hem om de zin vanuit allerlei taalkundige, filosofische en psychologische perspectieven te analyseren: waar zit de kern, wat doen we met alle woordbouwsels daaromheen en hoe doen we dat? Hoe voegen we aan de kerngedachte gevoelens, meningen, bedoelingen, adresseringen en nog meer toe? Daarnaast past de schrijver stilistisch het beeld van het ingepakte cadeau expliciet toe op het boek zelf. De lezer moet door vele lagen papier heen (noem het bladzijdes) voordat hij de kern van het betoog bereikt: een chomskyaanse beschrijving van het leven van de zin.
En inderdaad: na lezing voelde ik me rijker, maar mijn (boven)kamer lag ook een beetje rommelig vol pakpapier. Het ene stuk nog mooier dan het andere, dus vervelend was dat allerminst. Of laat ik de beeldspraak verlaten, voordat dit blogje in een allegorie ontaardt: ik had die beschouwingen – over emoticons, de ergatief en Esperanto, over de platheid van wiskunde, het voordeel van de tangconstructie en de ideale omvang van een taalgemeenschap, over Paul Grice, Gottlob Frege en uiteraard Noam Chomsky – niet willen missen. Inhoudelijk boeiend, vol levendige en vaak verrassende formuleringen, meestal overtuigend en anders wel uitnodigend tot tegenspraak. Wat wil een lezer nog meer?
Nou ja, één ding had deze lezer nog wel gewild, en dat is een beetje aan de hand genomen worden. Het boek meandert nogal; het voelt bijna als één zin waarvan de punt 184 bladzijdes op zich laat wachten. Dat is vast opzettelijk, en in een roman zou ik ook warmlopen voor die keuze. Maar in een betoog als dit zou het didactisch nuttig zijn om de structuur (die er wel in zit, maar ik weet niet zeker hoe doortimmerd die is) wat doorzichtiger te maken. De speelse titels boven de ruim zeventig hoofdstukken zijn eerder tussenkopjes en geven weinig houvast. Het geheel voelt nu af en toe als een verzameling fijne blogjes, en daarmee doet het boek zichzelf tekort.
O ja, en nog iets: een betere titel en ondertitel. Als er Heb je nou je zin! Een zoektocht naar de mooiste, langste, diepste en laatste zinnen op de kaft staat, verwacht ik een Guinnessboekachtige benadering van de schone letteren. En dus niet de aanstekelijke beschouwing van een centraal taalkundig verschijnsel die er in feite achter schuilgaat.
Marc van Oostendorp, ‘Heb je nou je zin! Een zoektocht naar de mooiste, langste, diepste en laatste zinnen.’ Prometheus – Bert Bakker, 2013, € 17,50.
****
Laat een reactie achter