De vrijdag voor de kerstvakantie bespraken mijn studenten en ik Mei van Gorter (timing is everything in comedy). Uiteraard ging het over sensitivisme, estheticisme, l’art pour l’art en Kloos & Perk. Een ander punt was de indeling op hoofdgenre: hebben we te maken met epiek of lyriek? Bij epiek zijn er gebeurtenissen en verstrijkt er tijd, bij lyriek gaat het om gevoelens en verstrijkt er geen tijd. In Mei wordt een verhaal verteld waarin tijd verstrijkt – een hele maand maar liefst! Anderzijds is het een verhaal in poëzie; en als vorm en inhoud één zijn, dan wijst deze vorm toch vooral op het lyrische. Een ingewikkeld ding dus, die Mei. Eén van de studenten opperde een experiment: als we Mei in proza uitgeven, zou het dan leesbaarder en duidelijker zijn? Daarom hieronder het eerste stukje Mei in proza. Wat denkt u, moet de herdruk helemaal zo vormgegeven worden?
Een nieuwe lente en een nieuw geluid: ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit, dat ik vaak hoorde voor een zomernacht, in een oud stadje, langs de watergracht – in huis was ’t donker, maar de stille straat vergaarde schemer, aan de lucht blonk laat nog licht, er viel een gouden blanke schijn over de gevels van mijn raamkozijn. Dan blies een jongen als een orgelpijp, de klanken schudden in de lucht zoo rijp als jonge kersen, wen een lentewind in ’t boschje opgaat en zijn reis begint. Hij dwaald’ over de bruggen, op den wal van ’t water, langzaam gaande, overal als ’n jonge vogel fluitend, onbewust van eigen blijheid om de avondrust. En menig moe man, die zijn avondmaal nam, luisterde, als naar een oud verhaal, glimlachend, en een hand die ’t venster sloot, talmde een pooze wijl de jongen floot.
Zóó wil ik dat dit lied klinkt, er is één die ik wèl wenschte dat mijn stem bescheen met meer dan lachen van haar zachte oog… Heil, heil, ik voel hier handen en den weeken boog van haren arm. Een koepel van blind licht, mild nevelend, omgeeft mijn aangezicht, mijn stem brandt in mij als de geele vlam van gas in glazen kooi, een eikenstam breekt uit in twijgen en jong loover spruit naar buiten: Hoort, er gaat een nieuw geluid: een jonge veldheer staat, in ’t blauw en goud roept aan de holle poort een luid heraut.
Blauw dreef de zee, het water van de zon vloot pas en frisscher uit de gouden bron, op woll’ge golven, die zich lieten wasschen en zalven met zijn licht, uit open plassen stonden golven als witte rammen op, met trossen schuim en horens op den kop.
Maar in zijn rand verbrak de zee in reven telkens en telkens weer, er boven dreven als gouden bijen wolken in het blauw, duizende volle mondjes bliezen dauw en zout in ronde droppen op den rand van roodgelipte schelpen, van het strand de bloemen, witte en geele als room en rood’ als kindernagels, en gestreepte, lood-blauw als een avondlucht bij windgetij. Kinkhorens murmelden hun melodij in rust, op ’t gonzen van de golf dreef voort helderder ruischen als in drooger woord vochtige klinkers, schelpen rinkelden in ’t glinst’rend water glas en kiezel en metalen ringen, en op veeren wiek vervoerde waterbellen vol muziek geladen, lichter wind. Over het duin dreven ze door de lucht tot in den tuin van Holland, en die schoon en vol was zonk en brak in ’t zinken wijl muziek weerklonk schooner dan stemmen, en van mijmerij elk duin opzag verre en van nabij.
Peter Lowensteyn zegt
Het worden wel hele lange zinnen met veel komma's. Nee, lees het toch liever in poëzie formaat omdat het veel overzichtelijker is en daarom ook beter leest.
Tom Ordelman zegt
Deze methode is met name ideaal indien men – zoals ondergetekende eerder dit jaar – een deel van het gedicht gaat reciteren voor publiek. Ik had mijn honderdste deel van de jaarlijkse Mei-lezing in Utrecht geformatteerd naar volzinnen en kon het resultaat zodoende zeer veel makkelijker begrijpend ten gehore brengen!