‘Populaire’ literatuur werd ook in 1955 gerecenseerd, van ‘verzuilde’ kritiek was nauwelijks sprake en aspecten als stijl en gelaagdheid blijven door de jaren heen dé criteria waarop romans beoordeeld worden. Esther Op de Beek promoveert op 15 januari aan de Radboud Universiteit op een onderzoek naar de literaire dagbladkritiek in Nederland 1955-2005.
Ophef over schrijvers als Gerard Reve (die in 1966 een proces aan zijn broek kreeg wegens godslastering) en Jan Cremer (Ik, Jan Cremer leidde tot Kamervragen) doen anders vermoeden, maar zelfs in 1955 en 1965 schreven recensenten van de katholieke Volkskrant en de protestantseTrouw geen ‘verzuilde kritieken’, constateert Op de Beek. ‘Zij bespraken wel meer boeken van katholieke of protestantse uitgevers, maar ook alles wat verder ter tafel kwam. En dan oordeelden ze niet opvallend moralistisch. Ook voor hen was stijl het belangrijkste criterium.’ Van politiek engagement door critici was al helemaal geen sprake.
De werkwijze van het literaire tijdschrift Merlyn (1962-1966) zag Op de Beek vooral terug in 1985. ‘Veel recensenten in dat jaar zijn academici die zijn opgeleid met de boodschap van Merlyn. De roman moest ‘werkimmanent’ beoordeeld worden, wat de auteur bedoelt of de lezer voelt doet er niet toe. In 1985 zie je dat samenhang en structuur dominante aspecten zijn in de recensies en dat de aandacht voor de auteur is afgenomen. In de Volkskrant zie je dat al in 1975, maar dat is geen wonder, want de belangrijkste recensent is daar dan Kees Fens, een van de oprichters van Merlyn.’
Tot slot onderzocht Op de Beek of er in de loop der jaren meer aandacht voor ‘lagere literatuur’ is gekomen en of boeken ook op minder ‘literaire’ criteria beoordeeld worden. Alleen in 1975 en 1985 was er minder aandacht voor populaire genres, ontdekte ze. ‘Het is dus niet iets van de laatste tijd. In Trouw stonden in 1955 al dagelijks korte recensies van thrillers en pockets.’
Van de beoordelingscriteria is ‘stijl’ –bijvoorbeeld de treffendheid, originaliteit of het emotionele effect ervan – tussen 1955 en 2005 steeds het belangrijkst. ‘Wel zie je dat literaire kwaliteit in de beginjaren vaker aan de auteur wordt toegeschreven – zo van: wat een knappe schrijver – en later eerder aan de vorm van het boek – dus meer: wat een knappe structuur. In alle peiljaren zijn daarbij eigenschappen als geloofwaardigheid, bescheidenheid en authenticiteit doorslaggevend.’
Op de Beek ontdekte iets opvallends over de lengte van literaire kritieken. Die waren in 1955 en 2005 op hun kortst en in 1985 op hun langst. Niettemin bevatten kortere recensies niet minder kritische beoordelingen. ‘De langere stukken namen vooral meer ruimte voor samenvattingen van de roman.’
Om haar onderzoek te kunnen uitvoeren, heeft Op de Beek met haar collega Yvette Linders (die in 2014 hoopt te promoveren) een database aangelegd van de 734 geanalyseerde kritieken. Veel van dat materiaal was nog niet gedigitaliseerd in beschikbare databases als Literom en LexisNexis. De nu aangelegde verzameling is – inclusief alle coderingen – in de toekomst voor andere onderzoekers beschikbaar.
Promotiedatum: woensdag 15 januari 2014, 14.30 uur, Radboud Universiteit Nijmegen
Promotoren: dhr prof. dr. J.H.Th. Joosten, dhr prof. dr. P.J.M.C. Schellens
Laat een reactie achter