Door Marc van Oostendorp
Het is maar een klein stukje in NRC Handelsblad van vandaag, maar het snijdt een serieus probleem aan — misschien wel het grootste, nauwelijks besproken probleem in het Nederlandse academische bedrijf van dit moment.
Op pagina W6 vertelt de Utrechtse organisatiepsycholoog over een probleem dat ze onlangs had in een promotiecommissie. Ze vond een proefschrift onacceptabel en meldde dit, maar het werd uiteindelijk zelfs zonder discussie toegelaten tot de promotie. Twee andere beoordelaars hadden immers geen problemen.
Het is een situatie die veel academici vermoedelijk kennen.
Je zegt niet makkelijk dat een proefschrift dat je voorgelegd krijgt niet deugt. Een artikel voor een tijdschrift wordt veel eerder afgewezen dan een dissertatie. Er staat in het laatste geval te veel op het spel. De kandidaat kan een baan krijgen in het buitenland. De promotor beoordeelt de proefschriften van jouw kandidaten ook altijd zo welwillend. De universiteit krijgt tienduizenden euro’s voor iedere gepromoveerde.
Bovendien heeft in ieder geval in de taalwetenschap zo ongeveer iedere onderzoeker zijn eigen ‘school’, zodat het moeilijk wordt om een negatief oordeel te geven over de kwaliteit van iemands werk. Je kunt altijd zeggen dat die ander behoort tot een andere ’traditie’ waar andere ‘normen’ gelden.
De Nederlandse promotie is te weinig serieus. De ‘oppositie’ is zelden een serieuze ondervraging, laat staan een discussie: daar is niet eens tijd voor, en bovendien is het moeilijk serieus ruzie maken in zo’n potsierlijke toga.
In onze universiteiten staat zo ongeveer alles permanent ter discussie: de kwaliteit van de colleges. Zelfplagiaat in mythologische paragrafen. De aansluiting met het middelbaar onderwijs en bij de praktijk van het bedrijfsleven. Maar één aspect waar misschien echt wel wat veranderd moet worden, verloopt nog vrijwel precies zoals het honderd jaar geleden ging.
Laat een reactie achter