Je moet goed zorgen voor wat ooit sciencefiction was: wanneer je niet uitkijkt, gaat wat je voor de toekomst had opgebouwd weer verloren en ben je terug bij af. Dat dreigt in Nederland, als we niet uitkijken, te gebeuren met de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL).
Dat dit mogelijk is, danken we aan de DBNL, een website die inmiddels bijna vijftien jaar de Nederlandse letteren in ruime zin toegankelijk maakt voor iedereen: van Max Havelaar tot Guus Kuijers Met de poppen gooien, en van De bouwstenen van de schepping door Nobelprijswinnaar Gerard ‘t Hooft tot Vanden vos Reynaerde. Doordat de boeken in zeer betrouwbare edities beschikbaar worden gesteld, zijn ze heel geschikt voor wetenschappelijk onderzoek. Tegelijk kan de liefhebber ze downloaden en lezen op een tablet of een e-reader. Dat alles tegelijk gratis én legaal. Zo sleept die website de Nederlandse letteren als we even ons best doen moeiteloos de eenentwintigste eeuw in.
Er bestaan bij mijn weten geen andere taalgebieden waar men een dergelijke goed geoutilleerde bibliotheek heeft. De site heeft een groot publieksbereik, en uit recent gebruikersonderzoek door het onderzoeksbureau ICSB blijkt dat de bezoekers van de website een 8,4 geven aan de website. De DBNL heeft ook in al die jaren geprobeerd een goede aansluiting te houden bij zowel de wetenschap als de ‘gewone’ lezer.
Helaas is de toekomst van deze inmiddels eigenlijk onmisbaar geworden droom nu al bijna twee jaar ongewis en het voorwerp van getrouwtrek tussen de Nederlandse Taalunie, het Ministerie van OCW en de Koninklijke Bibliotheek. In de nieuwe bibliotheekwet, die volgende week in de Tweede Kamer behandeld wordt, staat de DBNL niet genoemd, al wordt hopelijk wel het amendement aangenomen van het SGP-Kamerlid Roelof Bisschop dat speciale aandacht vraagt voor ‘de Nederlandse taal en letteren’ in deze wet.
Hoe men het ook doet, het is zaak dat we de bestaande infrastructuur van het Nederlands behouden en verder uitbreiden. Het werk moet ook idealiter door de Nederlandse publieke sector gebeuren. Wij zijn dat aan de toekomst verplicht: als wij niet zorgen dat ons geschreven erfgoed geen geschiedenis wordt, wie zal dat dan wel doen?
Laat een reactie achter