• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Een lasso van luister (slot)

11 augustus 2014 door Gert de Jager Reageer

Over drie gedichten van Jacques Hamelink, vervolg van (1), (2) en (3)
door Gert de Jager
 
Poëzie die alle taalmiddelen gebruikt die maar mogelijk zijn: die Vollkraft der Sprache. En ook thematisch een maximale inzet: ’s dichters autobiografie, de liefde, de kunst, in Germania opkomst en neergang van het Avondland. De goden. Je zou niet denken dat het mogelijk was, maar het bestaat: een poëtisch surplus. Hamelinks poëzie laat het zien samen met een tekort: een tekort aan ruimte voor de lezer. Interpretatieve ruimte, meditatieve ruimte. In de drie gedichten uit Onder de kastanje met de tegenstander transformeert Hamelink scènes uit een jeugd zo grondig dat er voor de lezer niets te transformeren overblijft. Wat Frans Kuipers, in het gedicht dat ik eerder besprak, voor elkaar kreeg, lijkt voor Hamelink geen criterium te zijn: een spel van reflectie en zelfreflectie dat de lezer bijna lijfelijk ondergaat. Hamelink schotelt ons scènes voor: anekdotes en – in andere bundels meer dan in Germania – beschrijvingen. Maar wat we beleven, beleven we op afstand. Meer dan een dichter is Hamelink een hyperprozaïst. 
De basis – oftewel het veldkampement – van dit alles is een niet al te spectaculaire anekdote. Die anekdote ondergaat een maximale transformatie en wordt een poëtisch artefact dat zijn artificialiteit en zijn poëtisch gehalte aan alle kanten uitdraagt. Hamelink was het afgelopen decennium een protagonist in maar liefst drie proefschriften – meer dan Kouwenaar, Ouwens, Faverey bij elkaar. Dat lijkt me niet helemaal in overeenstemming met zijn relatieve belang. Spelen institutionele factoren een rol? Heeft de poëzie van Hamelink iets dat aantrekkelijk is voor hardwerkende, systematisch denkende onderzoekers? Belooft het een niet-wijkende betekenis: de oplossing van een raadsel? Zo geformuleerd lijken het retorische vragen. Er bestaat zoiets als toeval. 
Hamelinks maximale transformatieprincipe heeft soms vreemde gevolgen. De vier samenstellingen in het eerste gedicht – kastanjebergschaduw, muurglasscherpten, bloeiseringenoverwolkte, smeedspiesenhek – maken dat ik wat er beschreven wordt, intenser voor me zie. Niet alleen wordt de gang van de lectuur vertraagd: ik word gedwongen om me iets zintuiglijks voor te stellen bij dit soort neologismen. De eerstvolgende samenstelling is het woordje ‘evenknie’: in combinatie met ‘sterfelijke’ een ongebruikelijke, versteende formulering uit de wonderlijke wereld der classici. In de zintuiglijke modus waarin Hamelink me even daarvoor gedwongen heeft, zie ik letterlijk een paar knokige knieën voor me.  
De twee daaropvolgende gedichten: een gedrongen zegging die zich gezellig uit laat rekken. Alle raadsels kunnen worden opgelost, geloof ik. In het ongrammaticale ‘omdat een gesprek wij zijn’ worden de afgezonderdheid van die ‘wij’ beklemtoond. Aan het slot van het derde gedicht neemt de dichtheid toe en krijgt ze tegelijkertijd iets staccatoachtigs: een fenomeen dat bij Hamelink vaker voorkomt aan het slot van zijn reeksen. Dicht wordt het, heel dicht – maar met enige moeite toch tot een eenduidige situatieschets te herleiden. Het enjambement in de streeploze samenstelling grijs//blauwe accentueert zowel het grijze als het blauwe van de ogen van de vriend die hier uitvoerig wordt beschreven. 
Werken moet de lezer, hard werken. Zijn moeite wordt beloond en de interpretatie is rond. Eén woordje blijft me intrigeren in deze drie gedichten en ook dat is een neologisme: ‘lefpsalmschool’. Ervoeren de jongens al op jongensleeftijd de pretenties van hun School met den Bijbel als een vorm van lef? Is dat een kwalificatie van wie jaren later terugkijkt? Moeten we pretenties altijd als een vorm van ‘lef’ zien? Is dat iets moois? Iets dubbelzinnigs? Knalt in deze formulering de verheerlijking van een pretentieuze jongensvriendschap niet volledig uit elkaar? Het is een woord dat een gedicht suggereert dat in de meer dan honderdvijftig pagina’s van Germania, een canto niet te vinden is.

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: letterkunde, poëzie

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Michel van der Plas • Uit Amerika

een hardnekkig vasthouden aan een stal,
aan koetsbellen die niet uit het gehoor
mogen; star blijft men een ster op het spoor
tot die zich op zijn dak nestelen zal

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

IJSBLOEMEN

Het raampje is een Séraphine,
een bloemstilleven ongezien,
een nonnenspiegel, een gewas
vol donzen dorens, melk van gras,
oase onder een pak sneeuw,
berijpte manen van een leeuw,
albino’s, schedelverentooi,
strikken van tule, ’t krullenooi —
ze drukt haar pop tegen haar vacht
en ooilam, ooilam zegt ze zacht —,
paard, pluim, toom, tuig en rinkellast,
dood fluitekruid, een holle bast,
een schalvel, een dicht berkenbos,
een meisjesschool met haren los
het duin afrennend wie-het-eerst,
een knippapieren kinderfeest,
van porselein, van gips, van steen,
soldaten op hun tinnen teen.
Het ziet er van de doden wit. [lees meer]

Bron: Spinroc en andere verzen, 1958

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

13 februari 2026: DBNL-dag 2026 in Den Haag

13 februari 2026: DBNL-dag 2026 in Den Haag

24 december 2025

➔ Lees meer
6 februari 2026: Towards New Horizons of Scholarly Publishing

6 februari 2026: Towards New Horizons of Scholarly Publishing

17 december 2025

➔ Lees meer
28 december 2025: Zesde editie van Winterzinnen

28 december 2025: Zesde editie van Winterzinnen

16 december 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

sterfdag
1937 Adriaan Beets
1978 Mea Verwey
➔ Neerlandicikalender

Media

Gerard Kornelis van het Reve – Kerstbrief (1963)

Gerard Kornelis van het Reve – Kerstbrief (1963)

23 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Publieke Intellectuelen: Maria Dermoût

Publieke Intellectuelen: Maria Dermoût

22 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Lidy Zijlmans: bijna vijftig jaar ervaring in de NT2

Lidy Zijlmans: bijna vijftig jaar ervaring in de NT2

22 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
%d