200 milliseconden: zo veel tijd (‘minder dan het kost om met je oog te knipperen’) zit er gemiddeld tussen het moment dat in een gesprek de ene partner zijn mond houdt en de volgende begint te praten. Dat schrijven Mark Dingemanse en Nick Enfield in een artikel in het Amerikaanse populair-wetenschappelijke tijdschrift Scientific American Mind van deze maand.
In dat artikel brengen ze op een heel leesbare manier verslag uit van het onderzoeksprogramma van Enfield, dat op het Nijmeegse Max Planck Instituut wordt uitgevoerd en waarvoor Dingemanse heeft gewerkt. Zoals zo ongeveer alles wat mensen dagelijks gedachteloos doen, blijkt ook het voeren van een gesprek als je het goed bestudeert een onbegrijpelijk huzarenstukje te zijn.
Praktijk
Om überhaupt met iemand anders te kunnen praten, heb je een bijna oneindig fijn afgestemde sociale antenne nodig. Zelfs als je niet precies oplet op wat die ander zegt, moet je zo goed mogelijk anticiperen wanneer de ander klaar zal zijn met praten, zodat je op het juiste moment klaar zal zijn. Volgens experimenten van Dingemanse en Enfield gebruiken mensen daarvoor ook allerlei aanwijzingen, maar waarschijnlijk vooral de zinsbouw. Als iemand ‘ik ken de’ heeft gezegd, is hij nog niet klaar met praten. Is hij aangekomen bij ‘eigenaar’, dan is hij dat mogelijk wel.
Er blijken weinig culturele verschillen. Enfields team nam ‘op vijf continenten’ gesprekken tussen mensen op, en overal lag de gemiddelde pauze tussen twee sprekers op ongeveer 200 ms. Voor wie wel eens met Italianen – die je voor je gevoel de hele tijd onderbreken – of een Noor – die voor je gevoel eindeloos wachten totdat ze iets terugzeggen – is dat misschien verrassend. Maar die verschillen zijn in de praktijk misschien niet meer dan een paar milliseconden groot.
In ieder geval blijken mensen over de hele wereld heel gevoelig te zijn voor dit soort kleine verschillen. Wanneer onderzoekers mensen over de hele wereld opnamen van gesprekjes voorlegden (‘Mag ik met je meerijden?’ ‘Zeker!’) waarin die pauzes een beetje gemanipuleerd waren, bleek iedereen daarvoor gevoelig te zijn. In het bijzonder: wanneer de pauze ook maar iets te lang was (meer dan 500 milliseconden), bleek iedereen het ‘Zeker!’ als een afwijzing te interpreteren. Zoals mensen ook in de werkelijkheid geneigd zijn om positieve antwoorden iets sneller te geven dan negatieve.
De mens vindt het bijna makkelijker om met zijn medemens te communiceren dan om met zijn ogen te knipperen.
Laat een reactie achter