Door Leonie Cornips
In de vijfde klas van de middelbare school heb ik een keer een opstel geschreven voor mijn twee van huis uit dialectsprekende vriendinnen. Zij haalden wel altijd negens en tienen voor Duits, maar dikke onvoldoendes voor Nederlands. Bij mij was het precies omgekeerd: worstelen met Duits maar goed in Nederlands. Maar deze truc mocht tot mijn verrassing niet baten. Ook het opstel dat ik voor hen schreef, kreeg een ruime onvoldoende. Hoe het opstel er ook uitzag, het kon de negatieve vooroordelen over de taalvaardigheid van het Nederlands van dialectsprekers blijkbaar niet doorbreken. Dit speelde in de jaren zeventig toen ook het beroemde sociolinguïstische onderzoek in Kerkrade rapporteerde dat leerkrachten van de basisschool opstellen van hun dialectsprekende leerlingen lager waardeerden dan leerkrachten die de taalachtergrond van deze kinderen niet kenden.
Ik ben altijd nieuwsgierig geweest of die negatieve oordelen over dialectsprekers en hun taalvaardigheid in het Nederlands juist zijn, en wat het effect van die oordelen is op hoe de leerling zichzelf waardeert. Vandaar dat ik opgetogen was toen een studente Orthopedagogiek interesse toonde in dit onderwerp. Anke van den Bersselaar onderzocht voor haar masterscriptie 2.405 leerlingen uit groep 8 van de basisschool in 32 kleine gemeenten in Zuid-Limburg. Ze wil weten of leerlingen die van huis uit dialect spreken zichzelf hoger of lager waarderen dan leerlingen die uitsluitend Nederlands spreken, en of ook meisjes en jongens hierin verschillen. Anke schrijft in haar masterscriptie dat zelfwaardering als een thermometer is die bijhoudt in hoeverre iemand zich door anderen gewaardeerd en geaccepteerd voelt. Vooral kinderen tussen acht en dertien jaar kunnen een negatief zelfbeeld ontwikkelen wanneer ze te veel negatieve opmerkingen ontvangen. Ze denken dan: ‘ik ben niet de moeite waard’ of ‘ze lachen vast om mij’. Op die leeftijd zijn meisjes gevoeliger dan jongens voor commentaar van anderen. Negatieve opmerkingen kunnen ‘harder’ aankomen, waarschijnlijk omdat zij zich stelselmatig lager waarderen dan jongens.
De gegevens van de kinderen, waarvan Anke voor haar masterscriptie slechts een klein deel onderzoekt, zijn vanaf 2008 jaarlijkse verzameld via vragenlijsten door onder anderen Paul Jungbluth van de Universiteit Maastricht. Hij stelt deze gegevens voor ons onderzoek beschikbaar. De zelfwaardering van 2.405 leerlingen is ‘gemeten’ door hun antwoorden, in cijfers uitgedrukt, op de volgende vragen te vergelijken: ‘Hoe goed ben je in iets opzoeken op de computer?’, ‘Hoe goed ben je in een opstel schrijven?’, ‘Hoe goed ben je in gedichtjes maken?’, Hoe goed ben je in rekenen zonder rekenmachine?, ‘Hoe goed ben je in schrijven zonder fouten?’, ‘Hoe goed ben je in een spreekbeurt geven?’, ‘Hoe goed ben je in voorlezen?’ en ‘Hoe goed ben je in je eigen mening over iets geven’?
Een significant verschil is dat jongens zichzelf inderdaad hogere cijfers toekennen dan meisjes. En leerlingen die beter presteren, waarderen zichzelf ook significant hoger. Maar Anke vindt verder helemaal geen verschillen naar taalachtergrond. De leerlingen halen, volgens het CITO-leerlingvolgsysteem, dezelfde resultaten of ze nu wel of geen dialect van huis uit spreken. De twee groepen leerlingen presteren dus even goed of even slecht. Ook waarderen de twee groepen zichzelf even hoog of even laag. In onderwijsprestaties en zelfwaardering onderscheiden jonge leerlingen die van huis uit dialect spreken zich dus niet van eentalige Nederlandssprekende leeftijdgenootjes.
Beide uitkomsten zijn volgens mij niet los van elkaar te zien. In de jaren zeventig waren jonge dialectsprekers nog overwegend eentalig. Zij leerden het Nederlands later op school als ‘tweede taal’. Maar de samenleving in Limburg is ingrijpend veranderd. Het aanbod aan Nederlands is thuis en daarbuiten veel groter en minder regionaal gekleurd dan vroeger. Jonge dialectsprekers van nu zijn gebalanceerd tweetalig: zij verwerven zowel het dialect als het Nederlands voordat zij naar de basisschool gaan. Als een deel van deze 2.405 kinderen slecht presteert op school dan heeft dit niets te maken met hun dialectachtergrond!
Anke van den Bersselaar. 2014. Verschillen in zelfwaardering bij Limburgssprekende en Nederlandssprekende kinderen. Masterthesis Orthopedagogiek, Universiteit Utrecht.
Paul Jungbluth. 2012. De opbrengst van basisscholen in Zuid-Limburg voor de jaren 2009 t/m 2012. Rapport K03201201.
Laat een reactie achter