Door Michiel de Vaan
zorgvuldig bn. ‘met zorg’
Middelnederlands sorchvoudig (1357) ‘bezorgd, bekommerd; vlijtig, zorgvuldig’, een samenstelling van zorg en het suffix –voudig. Laatmnl. afleidingen zijn sorchvoudicheit ‘bezorgdheid; zorgvuldigheid’ en sorchfoudeliken bw. ‘zorgvuldig’. Met een semantisch vergelijkbare basis bestaat nog Mnl. anxtvoudig > Ned. angstvallig.
Verwante vormen zijn Middelhoogduits sorcveltic, sorcveldic(Duits sorgfältig), Middelnederduits sorchvaldich, sorchveldich, sorchvoldich.In Westerlauwers Oudfries komen sērfaldich ‘zorgvuldig’ en sērfaldichēd ‘droefheid’ voor, die sēr ‘wonde’ bevatten. Er lijkt dus een Westgermaanse combinatie van ‘zorg’, ‘pijn’, ‘angst’ met *faldiga- ‘-voudig’ bestaan te hebben. Aangezien –voudig verder alleen multiplicativa vormt is die combinatie verrassend. De verklaringen daarvoor lopen uiteen. De Vries / de Tollenaere twijfelen tussen de “gedachte aan vouw ‘plooi, rimpel’” en “slechts suffixoverdracht zonder meer”. Dat laatste is heel onwaarschijnlijk. De verbinding met vouw levert geen directe verklaring, maar het ww. vouwen biedt een oplossing. Dat betekende ook ‘omwikkelen, inwikkelen’, als in Oudnoors falda ‘een hoed opzetten’, Oudengels bifealdan, Oudhoogduits bifaldan ‘omvatten’, en de afleiding Oudengels fald ‘omheining, kooi’. De betekenis van *sorga-faldiga- was dus ‘omgeven met zorg, vol van zorgen’.
De l-houdende vorm sorchfuldich vind ik in Nederlandse teksten vanaf 1444 (Eerste Bliscap van Maria, Brussel), sorchfuldicheit vanaf 1500 (in Een scone leeringe om salich te sterven, gedrukt te Antwerpen; dezelfde tekst gebruikt ook sorchvoudig en sorchvoudelik). De betekenis ‘bezorgd, bekommerd’ blijft daarbij tot in de 17e eeuw heel gebruikelijk. Veel van de attestaties staan in religieuze teksten. De varianten met een ou zijn in de 16e eeuw al erg zeldzaam, een heel late attestatie is met sorrichvoude handen ‘met zorgvuldige handen’ in Bredero’s Lucelle(1616), waar het bn. zorgvoud overigens een neologisme is.
Enkele etymologica beschouwen het opkomen van –vuldig als nabootsing van of ontlening aan Hoogduits sorgfältig, hetgeen onwaarschijnlijk is. Niet alleen komen de klinkers niet overeen (men zou desnoods -vuldig uit ronding van *-veldig kunnen verklaren, maar vormen met e komen alleen in het Limburgs en het Nederrijns voor), maar vooral is de overgang van zorgvoudig naar zorgvuldig te geruisloos. Er bestaat geen verschil in betekenis tussen beide vormen en geen hiaat in de tijd. Overigens komt ook van anxtvoudich in de zestiende eeuw een variant anxtvuldich voor, zonder Hoogduits pendant.
Ik beschouw de vormen op –vuldig als Brabants (en mogelijk ook Oostnederlands) van oorsprong. Er blijkt in het Middelnederlands dialectverschil te bestaan wat betreft de reflexen van *-faldiga. Grosso modo kent Vlaanderen het suffix als –voudig, Brabant als –voldeg (= –vuldig) en Limburg als –voldeg of –veldeg. Het oudere sorchvoudig was dus de Vlaams-Hollandse vorm en sorchvuldig die van het Brabants, die trouwens ook in het Noordoostnederlands thuis is. De klinkerverschillen hebben te maken met het tijdstip waarop Oudnederlands *al tot *ol werd en of – en wanneer – het achtervoegsel –ig umlaut veroorzaakte (van *fald tot *feld, of, op een later tijdstip, van *fold tot *föld). Gezien het grote aantal attestaties in religieuze teksten ligt de conclusie voor de hand dat zorgvuldig rond 1500 zorgvoudig heeft verdrongen als term van de religieuze literatuur van de Moderne Devotie en de Reformatie. Hetzelfde zou kunnen gelden voor bijv. menigvuldig en drievuldigheid. Of dat klopt zou nader onderzocht moeten worden.
Laat een reactie achter